Full text |
Het voorstel werd aangenomen in de Kamer van Volksvertegenwoordigers, den
1 ln Juli ü. Het betreft de herinrichting van het regiem der stadsbibliotheken en voor-
namelijk de regeling Van den toestand der bibliothecarissen.
De geclasseerde bibliotheken welke beheerd worden ingevolge het decreet van
1897, hebben bewezen dat het toezicht weldoende uitslagen oplevert. Het regiem gaf
ook iedereen voldoening. Het nieuw wetsontwerp wenscht nog verder .te gaan m de
goede richting, gebruik makend van de opgedane ondervinding en de belangen van het
personeel der boekerijen te behartigen, hun een regelmatige en zekere loopbaan te ver- ;
zekeren. . ' . V ' . *.
De Conservator van de geclasseerde bibliotheek moet drager zijn van het diploma
der «Ecole des Chartes» of moet een examen afgelegd hebben. Daar de betrekking
in verhouding te slecht bezoldigd is en te weinig vooruitzichten biedt, zijn er steeds
candidaten te kort. l ' o
In zijn rapport, namens de Commissie van onderwijs van den Franschen benaat,
over het wetsvoorstel, oordeelt de verslaggever M. Roger Grand : ‘
« Bibliotheconèmie is een vak dat moet aangeleerd worden, de bibliotheek een
» openbare dienst, geen kaas voor vlijtige, vermoeide of oudgeworden literators.» V
En verder waarschuwt hij : . .
«Wanneer men de belangen van het leidend personeel over het hoofd ziet is
» het in werkelijkheid het belang van de boekerijen dat men in-het gedrang brengt. >
Het wetsvoorstel treedt het voorstel van de «Commission de la lecture publique»
bij voor de onderscheiding der stadsbibliotheken in drie groepen : 1°. de geclasseerde
bibliotheken; 2°. de bibliotheken onder bestendig toezicht, en 3°. de bibliotheken welke
kunnen onderworpen worden aan inspecties door den Minister voorgeschreven.
Voor de geclasseerde bibliotheken zou de nieuwe regeling weinig verandering
brengen. Alleen zou het leidend personeel- ; bibliothecarissen en onderbibliothecarissen,
staatspersoneel worden.
De sreden hebben er het voordeel bij dat zij slechts een gedeelte van de bezol-
diging der bibliothecarissen zullen, te betalen hebben en dit nog in verhouding van
het aantal inwoners, n.l.: 40 %. voor de steden met minder dan 40.000 inwoners ;
50 % voor die met 40.000 tot 1 00.000 inwoners en 66 % voor de steden met meer
dan 100.000 iftwoners.
In de tweede reeks worden die bibliotheken gerangschikt wier bezit niet belangrijk
genoeg geacht wordt om de groote uitgaven van staatspersoneel te verrechtvaardigen,
maar toch oordeelkundig toézicht gewënscht maakt.
De derde reeks zou de bibliotheken omvatten, waarheen de Minister zijn toezichters
zou kunnen heenzenden wanneer hij het noodig acht, wanneer , een .misbruik werd vast-
gesteld of klachten oprijzen. x ' . .
«Zoodoende zou kunnen vermeden of verholpen worden, die betreurenswaardige
feiten, zekere schandelijke verdwijningen, die van tijd tot tijd voorkwamen. »
En zoo hoopt senator M. Roger Grand, eefi einde te zien komen aan een
toestand die volgens hem «voor Frankrijk niets minder dan vernederend is ».
■ . ' ■ , ■ A. M.
75 |