Full text |
groote staatsboekerijen in Pruisen. Voor vreemde bibliotheken hebben deze Instruktionen
meermaals als grondslag gediend bij het opstéllen van hun alfabetischen catalogus.
Het primitief projekt dat de Landtag goedgekeurd had, voorzag de centralisatie
te Berlijn in de toenmalige Koninklijke Bibliotheek (nu Staatsbibliotheek) van een
kopij der catalogen van de volgende boekerijen : de Kon. Bibliotheek van Berlijn, de
universiteitsbibliotheken van Breslau, Halle, Marburg, Bonn, Munster, Göttingen, Kiel,
Greifswald, Königsberg, Berlijn, te samen dus 1 1 zeer belangrijke boekerijen. Later
werden ‘nog andere catalogi ingeschakeld als deze van : de Patêntenamtbibliothek, de
Bibliotheek van het Reichsgericht, der Kaiser Wilhelm-Akademie 'en van de Geologi-
sche Anstalt. In 1928 ook deze der Technische Hochschulen van Aken, Breslau,
Charlotten'burg en Hannover, terwijl in 1930 eene overeenkomst gesloten werd met
de National-Bibliothek van Weenen en de Bayerische Staatsbibliotheek te München,
waarbij men het kenmerk dezer twee boekerijen zou toevoegen op de steekkaarten van
den G.K. voor de werken daarin reeds vertegenwoordigd, die ook in het bezit van de
boekerijen van Weenen en Münchèn zijn. Uitgesloten werd de bijvoeging van nieuwe
titels.
Hier zij terloops opgemerkt dat niet Duitschland, doch enkel Pruisen maatregelen
trof voor een G.K. De andere Duitsche staten hielden zich afzijdig. Slechts in 1930,
wanneer tot het drukken er van besloten werd, heeft de bijtrede van München plaats.
De basis van het werk wordt uitgemaakt door den alfabetischen auteurskataloog
van de Staatsbibliotheek te Berlijn, opgesteld volgens de Instruktion'en van 1899. Eene
kopij er van op steekkaart dient daartoe. Naarmate deze kopij vordert, worden de
steekkaarten bij gedeelten rondgezonden aan de aangesloten bibliotheken in een te voren
vastgestelde volgorde.
De boekerijen-dus: 1) voegen op steekkaart bij wat zij buiten het bestand der *
Stàatsboekerij te Berlijn, en de voor hen gaande boekerijen bezitten ; 2 ) duiden door
een kenteeken op de steekkaarten aan dat een reeds vertegenwoordigd werk in den
G.K. ook bij hen voorhanden is. Elke zending komt terug te Berlijn, na de rondreis
door Pruisen gedaan te hebben. Hoe verder de rondreis van een stel kaarten gaat, hoe
minder er ook bij te voegen zijn, en hoe geringer de arbeid is, die van de laatste' boeke-
rijen gevorderd wordt. (8)
In Juni 1902 ving het afschrijven der steekkaarten te Berlijn aan. In Mei 1908
waren er 907.095 klaar.
De eerste zending steekkaarten werd in omloop gebracht in Januari 1903 en
voortgezet bij gedeelten van 150 à 200 steekkaarten per dag. Men verzond alzoo
jaarlijks ongeveer 60.000 steekkaarten. De regelmatigheid in de terugzending liet wel
eens te wensçhen over, terwijl allerlei moeilijkheden nog oprezen in den loop van het
werk. Zij kregen echter spoedig hun beslag. De volgorde der bibliotheken werd ook ge-
(8) Voor bijzonderheden over de inrichting der werkzaamheden en de gevolgde
methode verwijs ik- naar het opstel van Chr. 'Weber: Der Gesamtkataleg der Preussi-
schen wissenschaftlichen Bibliotheken, hooger aangeduid.
I I I . I 9 I ! 9 |