Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Bij het hooren noemen van Paul had Grietje gesidderd en zij behoefde al hare wilskracht in te spannen om hare otroering te verbergen. Ja, ja, mevrouw, antwoordde zij haastig, hij heeft gisteren middag beloofd dat hij dezen morgend hier zou zijn tusschen 9 en 10 ure, na het einde zijner morgendbezigheden in de kerk. —Nu herinner ik het mij ook. Goede jongen, hij heeft zich nog niet eens beklaagd over het onrecht dat hem wordt aangedaan en over het vervallen onzer familie. Toch, mevrouw, ziet hij er sinds verscheidene dagen zoo droevig gestemd uit, dat ik steeds vreesde, dat hem een groot verdriet kwelde. __. Ik had het ook opgemerkt, kind, en heb hein er naar de rede van gevraagd. Hij antwoordde mij dat hij waarlijk treurig was over den gang der politieke gebeurtenissen in ons land en hoofdzakelijk in onze stad. Mijnheer Paul bedroefde zich niet ten onrechte. Sind,s den korten tijd dat ik deze stad bewoon heb ik reeds zoovele ijselijkheden zien gebeuren, dat ik er mij op mijn dorpken nooit een gedacht zou hebben kunnen van vormen. gee kunnen de menschen elkander zoo haten en vervolgen! , Dat vraag ik mij ook sinds maanden af. Ik heb nog wej vreeselijke ellende gezien, zooals bij voorbeeld, tijdens den hongersnood in 1816, maar dan was er die wraakzucht der menschen onderling niet bij, en wie dan geen hart van steel/ had, trachtte zooveel hij kon de ongelukkige hongerlijders te helpen. Maar thans schijnt men genoegen in de smarte,,l/ van anderen te vinden en het is als of men met opzet de wel lieden wilde doen lijden en in opstand komen. En het is juist dat, mevrouw, hetwelk ik niet begriit Wanneer gij mij de oorzaken der omwenteling uitlegde' verstond ik het dat Belgen tegen Hollanders, en Hollanders tegen Belgen vochten, maar nu zijn het geene inboorlinge.nt tegen vreemden, maar menschen uit hetzelfde land, 11/</p>
</text>
|