| Full text |
uni
über
Verheimlichung von Sprengstoffen.
Art. 1. Wer Sprengstoffe verheimlicht oder
solche ohne schriftliche Erlaubnis der deut¬
schen Militärbehörden herstellt, bestellt, wis¬
sentlich in seinem Besitze hat, sie an andere
Personen überlässt oder anderen zu ihrer
Erlangung behilflich ist, wird mit Zuchthaus
von 1 bis 15 Jahren, in minder schweren Fäl-
len mit Gefängnis nicht unter 1 Monat bestraft.
Art. 2. Dieselben Strafen treffen denjeni-
gen, welcher zur Begehung von strafbaren
Handlungen der in Art. I gedachten Art einen
Anderen auffordert, anreizt, oder zu verleiten
sucht.
Art. 3. Wie der Täter wird der Eigentü-
mer, Besitzer, Verwalter oder Hüter eines
Hauses oder eines Grundstückes bestraft,
welcher geduldet hat, dass in dem Hause oder
auf dem Grundstück unerlaubt Sprengstoffe
gelagert oder versteckt werden.
Art. 4. Geht aus den Umständen hervor,
dass die Sprengstoffe dazu bestimmt waren,
der Kriegsmacht des deutschen Reichs oder
der Bundesgenossen desselben Nachteil zuzu¬
fügen, so tritt in den Fällen der Art. 1 bis 3
und gegen jedermann, der wissentlich den
Täter versteckt, beherbergt oder sonst unter¬
stützt hat, die Todesstrafe ein.
Art. 5. Mit Zuchthaus wird bestraft, wer
von dem Tatbestande des in Art. 4 dieser
Verordnung unter Strafe gestellten Ver-
brechens in glaubhafter Weise Kenntnis
erhält und es unterlässt, der militärischen
Behörde rechtzeitig Anzeige zu machen.
Art. 6. Zuständig sind die deutschen Militär-
gerichte.
Brüssel, den 1. Oktober 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
over
het verschuilen van ontplofstoffen.
Art. 1. Wie ontplofstoffen verschuilt of deze
zonder schriftelijke toelating der Duitsche
Krijgsoverheden vervaardigt, bestelt, wetens
in zijn bezit heeft, ze aan andere personen
afstaat of anderen helpt er aan te geraken,
wordt met éen tot 15 jaar dwangarbeid, in
minder erge gevallen met ten minste ééne
maand gevangenis gestraft.
Art. 2. Vervalt in dezelfde straffen, al wie
tot het begaan van strafbare handelingen van
den aard als onder art. 1 vermeld, iemand
verzoekt, aanhitst of tracht te verleiden.
Art. 3. Zoogoed als de dader wordt de
eigenaar, bezitter, beheerder of bewaker van
een huis of grond gestraft, die geduld heeft,
dat in dat huis of op dien grond verboden
ontplofstoffen gestapeld of verscholen worden.
Art. 4. Blijkt uit de omstandigheden, dat
de ontplofstoffen bestemd waren, de krijgs¬
macht van het Duitsche rijk of dezes bond¬
genooten te benadeeligen, zoo wordt in de
gevallen der art. 1 tot 3 tegen al wie, wetens
den dader verheeld, geherbergd of anders
ondersteund heeft, de doodstraf uitgesproken.
Art. 5. Wordt met dwangarbeid gestraft,
al wie van de toedracht van het bij art. 4 dezer
verordening onder straffe geplaatst misdrijf op
baarblijkende wijze kennis bekomt en ver-
zuimt, de krijgsoverheid tijdig aangifte te doen.
Art. 6 Bevoegd zijn de Duitsche krijgs
rechtbanken.
Brussel, den 1"'Oktober 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
4
concernant
la défense de cacher des explosifs.
Art. 1°. Quiconque cache des explosifsjou,
sans l'autorisation écrite des autorités mili¬
taires, en fabrique, commande ou possède
sciemment, les cède à autrui ou aide autrui à
s'en procurer, est passible de travaux forcés
de 1 à 15 ans; s'il s'agit de cas peu graves,
la peine ne pourra être inférieure à un mois
d'emprisonnement.
Art. 2. Sont passibles des mêmes peines
tous ceux qui engagent, incitent ou tentent
d'amener une autre personne à commettre
une des infractions prévues à l'art. 1er.
Art. 3. Tout propriétaire, détenteur, gérant
ou gardien d'une maison ou d'un immeuble,
qui a permis qu’on y dépose ou cache illicite¬
ment des explosifs, sera passible des mêmes
peines que l'auteur de l'infraction.
Art. 4. Si les circonstances prouvent que
les explosifs étaient destinés à causer un pré¬
judice quelconque aux forces militaires de
l'Empire Allemand ou d'un de ses Alliés, les
infractions prévues aux art. 1 à 3 seront punies
de la peine de mort; cette même peine sera
applicable à ceux qui, dans ce cas, sciemment,
cacheront les auteurs, leur donneront asile ou
leur viendront en aide d'une manière quel¬
conque.
Art. 5. Est passible de travaux forcés, qui¬
conque a, d’une manière vraisemblable, eu
connaissance d'une des infractions prévues à
l'art. 4 et néglige d'en prévenir à temps
l'autorité militaire.
Art. 6. Les infractions au présent arrêté
seront jugées par les tribunaux militaires
allemands.
Bruxelles, le 1e octobre 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
Es ist zu meiner Kenntnis gekommen, dass
die Behauptung aufgestellt und verbreitet
worden ist, die Bestimmungen meiner
Bekanntmachung vom 9. Januar d. J. über
die Regelung der Requisitionen seien nicht
innegehalten worden. Zur Begründung dieser
Behauptung ist auf einzelne Fälle verwiesen
worden, die bis dahin der Prüfung der
zuständigen Behörden noch nicht unterbreitet
worden waren und aus denen keinesfalls allge-
meine Schlussfolgerungen gezogen werden
können.
Derartigen Behauptungen werde ich auf
das schärfste entgegentreten.
Dagegen werde ich es mir stets angelegen
sein lassen, auf die genaue Befolgung der Be-
stimmungen meiner Bekanntmachung voin
9. Januar d. J. hinzuwirken.
Falls irgend jemand Grund zu haben glaub!.
dass ihm gegenüber diese Bestimmungen nicht
innegehalten worden sind, fordere ich ihn hier¬
durch auf, die Angelegenheit dem Kaiserli¬
chen Generalkommissar für die Banken in
Belgien, Brüssel, 28 rue de la loi zur Prü¬
fung zu unterbreiten.
Brüssel, den 2. Oklober 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
Het is ter mijner kennis gekomen, dat de
bewering verbreid wordt, alsof de bepalingen
mijner bekendmaking van 9° Januari jl. over
de regeling der opvorderingen niet nageleefd
werden. Deze bewering steunde op enkele
gevallen, die tot dan toe door de bevoegde
overheid nog niet hadden kunnen onderzocht
worden en waaruit in geen geval algemeene
gevolgtrekkingen kunnen afgeleid worden.
Tegen dergelijke beweringen zal ik ten
strengste ingaan.
Daarentegen zal ik er steeds zorg voor
dragen, aan het stipte toepassen van de bepa¬
lingen mijner bekendmaking van 9 Januari jl.
de hand te houden.
In geval iemand meent te mogen aannemen,
dat tegenover hem deze bepalingen niet wer-
den nagekomen, eisch ik hierbij van hem, dat
hij de zaak den Kaiserlichen Generalkom¬
missar für die Banken in Belgien te Brussel,
28 Wetstraat ter onderzoeking mededeele.
Brussel, den 2° Oktober 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
J'ai appris que certaines personnes préten¬
dent qu’il n’est pas tenu compte des disposi¬
tions de mon avis du 9 janvier dernier, con¬
cernant la réglementation des réquisitions.
A l'appui de leurs affirmations, ces personnes
citent certains cas isolés, qui n'ont pas encore
été soumis à l'examen des autorités compé¬
tentes et qu'il n'est nullement équitable de
généraliser.
Je sévirai contre ceux qui font circuler de
tels bruits.
En revanche, je continuerai à faire mon
possible afin que les dispositions de mon avis
du 9 janvier dernier soient exactement appli¬
quées.
Les personnes qui croient que les disposi¬
tions en question n'ont pas été observées à
leur égard, sont invitées à s'adresser, en expo¬
sant les faits, au Commissaire général des
banques en Belgique, 28 rue de la loi à
Bruxelles.
Bruxelles, le 2 octobre 1915.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
|
