Full text |
andere, meer gedetaileerde vorm van inhoudsbeschrijving. Bij audiovisuele
media of kunstvoorwerpen is dat zelfs heel gewoon.
Is er dan nog een verschil tussen een documentencatalogus en bijvoorbeeld
een (online of off-line) bibliografisch informatiesysteem ? Ja, want in de regel
verwijst men in een documentcatalogus tevens naar het concrete, fysische
tastbare document. Men zou dus kunnen stellen dat een documentcatalogus
een dubbele functie heeft : enerzijds als beheersinstrument voor tastbare, con-
crete produkten, anderzijds als referentieinstrumenten m.b.t. de inhoud van
de opgenomen documenten. Hoogstens in de tweede functie is het m.i. oppor-
tuun om documentencatalogi bij de documentaire informatiesystemen (in rui-
me zin) te rangschikken. In de eerste functie verschilt een documentencatalogus
namelijk in geen enkel opzicht van andere catalogi b.v. die van de goederen
in het magazijn van een groothandelaar.
In de tweede functie kan men documentencatalogi echter wèl als „documentaire
informatiesystemen” een aparte behandeling geven maar deze functie is dan
weer niet specifiek voor catalogi. Ik vraag me dus af of Van der Meer niet
beter was uitgegaan van de vormen waaronder documenten in een informatiesys-
teem opgenomen kunnen worden : eenvoudige titelbeschrijving, classificatie-
codering en/of indexering met trefwoorden, samenvatting, volledige (al dan
niet verrijkte) tekst of gecomprimeerd bitpatroon, enzovoort, plus alle moge-
lijke combinaties daarvan. Daarbij mag men niet uit het oog verliezen dat
documenten niet altijd volledig (en soms helemaal niet) van tekstuele aard
zijn. In zoverre dat echter wèl het geval is, treden een aantal specifieke pro-
blemen op, waarvan hoger reeds sprake was.
Al deze beschouwingen doen echter weinig af van de waarde van het hier
besproken leerboek. Van der Meer heeft in elk geval de verdienste dat hij
in éénzelfde werk niet alleen de „klassieke” documentaire systemen behandelt,
maar ook oog heeft voor elektronische documentarchivering, voor kantoorau-
tomatisering en zelfs voor „corporate intelligence Systems” (de modekreet van
de laatste online-conferentie in London) en expertsystemen.
Informatiewerk
In een kort derde hoofdstuk heeft Van der Meer het over informatiewerk.
Een interessant punt hierbij is dat sterk het verband wordt gelegd met het
nemen van beslissingen in een organisatie. „Informatiesystemen mogen niet
verworden tot een doel op zich” (p. 45).
Onduidelijk is het onderscheid dat de auteur maakt tussen „informatiever-
werkers” en „informatiegebruikers”. Als ik het goed heb begrepen, gaat het
niet over onderscheiden categorieën van personen maar eerder over verschil-
lende invalshoeken op hetzelfde fenomeen. Elke informatiewerker is ook een
gebruiker van informatiesystemen, en vice versa.
Informatiewerk is dus helemaal niet beperkt tot de beroepswereld van biblio-
thecarissen of documentalisten. Voorbeelden van informatiewerkers zijn o.m.
de jurist die een casus behandelt, de boer die vanaf zijn mobiele werkplek
de veestapel beoordeelt of de docent die op zijn werkstation tentamens nakijkt.
Al deze informatiewerkers zijn ook informatiegebruikers, maar toch is het
interessant om, zoals de auteur dat doet, de twee functies uit elkaar te halen
252 / Bibliotheek- en Archiefgids — Jg. 67 — Nr. 2^^1991 |