Full text |
en afzonderlijk te bekijken. Bij het informatiewerk gaat het dan vooral over
de band tussen informatie en beslissen. Bij het informatiegebruik ligt de klem-
toon op de omgang van de informatiewerker met zijn belangrijkste werk-
instrument, namelijk het informatiesysteem.
Structurering van informatie
Ook in het volgende hoofdstuk — over structurering van informatie — komt
tot uiting dat Van der Meer uitgaat van globale probleembeschrijvingen en
vervolgens de ganse scala van mogelijke oplossingen overloopt. Dat heeft,
zoals reeds vermeld, een bijzonder verfrissend effect. Bovendien worden ver-
banden gelegd die vaak over het hoofd worden gezien. Nieuwe technieken
worden gesitueerd in een ruimer perspectief.
Wat is bijvoorbeeld structurering van informatie ? Documentaire informatie
(in technische zin) is zwak gestructureerd, o.m. vanwege de centrale rol van
de natuurlijke taal. Daarom is een bijkomende structurering nodig. Dat gebeurt
grosso modo op twee vlakken : enerzijds door de formele kenmerken van
de documenten herkenbaar te maken, anderzijds door informatie over het
onderwerp van het document toe te voegen. Deze benadering legt het verband
bloot tussen bijvoorbeeld de ontwikkeling van normen voor documentuitwis-
seling (o.m. SGML) en het onderzoek over automatische indexering. Beide
structureringswijzen — via formele kenmerken en via onderwerpsontsluiting
— worden maar heel kort behandeld. Van der Meer verwijst echter voortdurend
naar de gekende basiswerken en naar min of meer recent onderzoek. Bovendien
zou een meer diepgaande bespreking van dit thema de evenwichtige bouw
van het gehele boek misschien verstoord hebben. Toch vind ik dat over een
aantal punten te vluchtig wordt gehandeld. Ook mis ik hier in tegenstelling
tot de andere hoofdstukken, de strakke systematiek.
De conceptie van de documentafbeelding is in een documentair systeem hèt
centrale punt. Het is de vraag hoe de documenten in het systeem moeten
gebracht worden om ze later op efficiënte wijze terug te kunnen vinden. In
wezen is dat een probleem van communicatie tussen de maker en de gebruiker
van het documentair systeem. Tussen deze twee functies moeten een reeks
taalkundige conventies uitgewerkt worden voor de input èn de output van
het documentair systeem, met het oog op een adekwate uitdrukking van zowel
de inhoud van de opgeslagen documenten (de invoertaal) als de documentaire
vragen (de retrievaltaal). Fundamenteel gaat het dus over de conceptie van
een „documentaire taal”.
Deze benadering, die vooral in de Franse literatuur gebruikt wordt (zie bij-
voorbeeld Jacques Meniez, Les langages documentaires et classificatoires,
Parijs, 1987) en die op een doorgedreven parallellisme met de linguïstiek is
gesteund, is zeer efficiënt voor de beschrijving van dit gebied. Zo heeft een
documentaire taal, zoals elke andere taal, enerzijds een vocabularium, anderzijds
een grammatica of syntaxis. Het vocabularium kan minder of meer gestruc-
tureerd zijn, enz... Elk probleem wordt op die wijze helder in kaart gebracht,
verbanden worden zichtbaar en de organisatie blijft behouden. Ik vind het
dus spijtig dat Van der Meer, die elders in zijn werk zo sterk de systematiek
van zijn onderwerpen benadrukt, op dit punt de „Franse” benadering niet
heeft gebruikt.
Bibliotheek- en Archiefgids — Jg. 67WMNr. 2 — 1991 / 253 |