Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>gegons als van bijen. Een geruisch van water, spuitend uit een onzichtbare fontein, begeleidde het met licht geritsel en tegelijk hoorde men schrille tonen als van haastig gevijl. Maar opeens werd alles overstemd door een plechtig koor van brullende leeuwen, die den honger der wildernis, de waanhoop der bloeddorstigheid, de woede van het onbereikbare verklankten. Het zijden gordijn trilde; een der aanwezigen verbleekte.</p>
<p>Plotseling een stilte : het eerste deel was ten einde. Het tweede begon met een haastig geklop van meerdere hamers op aambeelden, onmiddellijk gevolgd door een gesnor van voorbijsnellende vuurpijlen, versterkt door den hijgenden slag van een motor. Met het schudden van omvergeworpen glaswerk, alsof iemand een hoop kristal onder rhythmisch dansen verbrijzelde, werd het allegro ingezet, hetwelk overging in geestige variaties van een petomaan. Maar alles werd overstemd door het rauw gekrijsch van vrouwenstemmen welke bij geregelde tusschenpoozen onderbroken werd door schril hoongelach.</p>
<p>Een hard trappelend gestamp, als van wegvluchtende paarden, besloot het tweede deel.</p>
<p>Het derde werd ingezet door een haastig getik, alsof achter het gordijn ontelbare handen op vele schrijfmachines sloegen. Langzamerhand verstilde dit geluid en verhief zich een onmenschelijk gehuil als van reusachtige wolven, die razend waren van honger. Nauwelijks verstomde dit, of een gesnor van ventilatoren vervulde de zaal, opgefleurd door een vroolijk geknetter van brandende takken en van een knappend geritsel, hetgeen denken deed aan een menigte zijwormen op de bladen van een moerbeiboom. Een dof gebrom als van een groote kookketel met water, gaf de basbegeleiding. Daarop volgde een gekweel van merels, het gekir van duiven, het gekras van uilen en een steeds luider wordend onophoudelijk geklop op hout. Toen begonnen de hamers opnieuw te slaan, de</p>
</text>
|