Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>te begrijpen, laat staan te situeeren, aanvankelijk, alle mogelijke wetenswaardigheden, uit het leven-naar-buiten hoe dit ook als positief, want beïnvloedend, element meetelt vergaart, slaat niet zelden verkeerde wegen in, en hoe zwaar dan met onkritische interview-impedimenta bevracht! Het genie, in strijd met het onuitsprekelijke, voert steeds terug tot den mensch, ons evenbeeld in goed en kwaad.</p>
<p>Het heele boek is feitelijk een, van innig-bewonderende, liefde getuigende samenspraak. Men heeft beweerd, dat er geen groot man bestaat ten aanzien van zijn kamerknecht. Papini komt daartegen op : « een Groote is dit essentieel omdat hij het bracht tot de » uitdrukking van iets, dat hemzelf en zijn tijd wijd overvleugelt, » —zelfs in kamerrok blijft de held een held! » Getuigenis allicht van een liefde, die ook hier weer blind is? Toch niet, hoevele hoofdstukken immers laten, heel duidelijk om het vereerde beeld, ook de schaduwen spelen : eenig-passende nimbus trouwens om een menschenhoofd !</p>
<p>Dante was een zondaar; zelfs zonder hem naar eigen « con fiteor », te beoordeelen, wenken daar uit zijn werken momenten met de macht, die pijnlijk aandoen. Aldus zijn lof van eigen genie en deugd, zijn koppige hoogmoed, zijn vreesachtigheid, zijn sentimentaliteit, zijn zinnelijkheid. Als kristen is « zijn liefde meer van beschouwenden dan van af fektieven aard, eerder uitgemeten naar de voorschriften van de theologie, dan naar den geest van het Evangelie ». Hij bemint zijn evenmensch, maar op zijn manier d. i. een beetje uit de hoogte. Hij kan zich soms wreedaardig aanstellen. Zoo prijst hij den folteraar, en dankt God om de strengtoegepaste straf. « Wat nu eenmaal de negatie-zelf is van het Kristendom ; God immers is rechtvaardig, nooit wreedaardig ». Te zijn als een kind voorwaarde door Kristus gesteld om het Rijk der Hemelen binnen te treden beschouwt Dante eerder als een minderwaar-</p>
</text>
|