Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>De doktoor was dus ook van ineening, dat het ditmaal het einde zou zijn. Die tijding, alhoewel voor hem weinig onverwacht, wekte nogtans zijne afgematte denkvermogens eensklaps op tot al de helderheid, waarvoor zij nog vatbaar waren. In weinige oogenblikken vlogen de herinneringen van geheel zijn leven hem door het geheugen. Bang, zooals de onderpastoor zegde? Och, neen En waarom bang'? ....</p>
<p>Meer Dierckxen hadden in ditzelfde ledekant de oogen gesloten, en waren zij bang geweest? Vooral herinnerde hij zich thans hoe zijn grootvader was gestorven, hij, die zoo geleerd was. Het was de eerste maal geweest, dat hij iemand het leven had zien verlaten. Daarom had hij het bijgewoond met eenen heiligen schrik veel banger dan grootvader zelf; daarom ook zeker was die gebeurtenis met al hare omstandigheden hem zoo frisch in het geheugen gebleven ....</p>
<p>Heel den nacht had moeder bij grootvader gewaakt, en daar het dezen in den morgen slechter ging, had zij vader en hem geroepen. Bedroefd stonden allen vóor het bed. Hij, die zooveel hield van grootvader, weende; maar moeder zei dat hij het niet mocht, of dat hij anders moest weggaan grootvader mocht dat niet zien.</p>
<p>Zóo stil lag die daar, bleek, en koud zelfs, docht hem, zoodat hij moeder aan 't oor ging vragen of hij niet reeds dood was. Moeder boog zich over het bed en lei haar oor dicht aan grootvaders mond.... Neen, hij sliep n0g.... De zon het was volle Zomer begon al door het venster te schijnen. Haar licht, dat door de bladeren der linde drong, beefde zacht en viel 'pelend op zijn gelaat zoo rein en bleek thans, dat het glansde en als doorschijnend was en legde er eenen glimlach op.</p>
<p>DE BOER DER SCHRANSE.</p>
</text>
|