| Full text |
Omtrent de kleederen is er gestipuleerd dat « niemand
zijn kleederen van het ambacht dragen zal zonder teeken van
het ambacht» en wie daar in wrocht voor hij nieuwe klee-
deren had, zou verbeuren 3 gr.
Het einde van het reglement behelst weder dezelfde be-
palingen als we reeds voor andere amtbachten leerden ken-
nen (1).
Een ordonnantie reeds te voren gegeven, namelijk op 15
Maart 1436, trok de scheidingslijn tusschen timmerlieden-
ambacht en schrijnmakersambacht. Het werd vooraf verstaan
dat «alle poorter en ingezetene zal mogen doen werken bin-
nen zijn huis, om zijn penning, wat werk hij gewrocht wil
hebben, en van wie hij dit werk gewrocht wil hebben, on-
begrepen van eenige van de twee ambachten ». Maar het werd
verstaan vanwege de ambachtslieden dat toch ieder zijn am-
bacht doen zou, t.w. de timmerman deuren, vensters, stegers,
looven, leggen van zolders of planken boven of beneden in
huis, terwijl den schrijnmaker toebehoorde het werk als van
tresoren, spinden, koetsen, bedsteden, tafels, schragen en al-
lerhande gesneden werk om te verkoopen… (2).
19. De Schrijnmakers en Kuipers. — De principale brief
van het « kuipmakers en schrijnmakersambacht» is ons be-
waard gebleven in copij in het Ambachtsboek ; het stuk is
echter onvolledig en zoo ontbreekt er ook de datum aan,
maar het is uit te maken dat het van voor 1430 is. Een ter-
minus post quem is lastiger aan te duiden. Waarschijnlijk
dagteekent het stuk van rond 1428.
De inleidende formuul is dezelfde als die we reeds leerden
kennen voor de timmerlieden : «om zwaren last en grooten
kost» hebben ze een ordonnantie gevraagd. Ze zullen twee
dekens hebben, een uit de kuipers en een uit de schrijnma-
(1) Eerste ambachtsboek, f° 1.
(2) Oud register metten Berderen, f° 245 v°.
44
? |
