| Full text |
vember zelfde jaar (op het leenen der kammen) en op 5
December 1432 (op de vergoeding der dekens, enz.) (1).
16. De Kleermakers. — In 1379 wordt Jan: Gheraerds,
kleermaker, veroordeeld omdat hij tegen zijn ambacht ge-
sproken heeft (2). De kleermakers vormen dus alreeds een
eendrachtigheid. In 1385, naar uit latere stukken verluidt, is
door het kleermakersambacht een en ander geregeld gewor-
den omtrent de proef tot het meesterschap. In April 1386,
ter gelegenheid van de ordonnantie op het dragen van wa-
pens vernamen we voor het eerst van hun dekens, Jan van
Vorspoele en Jan Crabbe (3). In 1399 gaan onze kleerma-
kers in de processie. Verder vernemen we er niets meer van
voor 1424, en dan is het nog door de «knapen» dat we van
de meesters vernemen. De stad had namelijk het regiem der
kleermakersgezellen vastgesteld : ieder gezel zal een maand
lane in de stad mogen werken, en voor wat meester van het
mbacht dat hij wil, zonder iets te geven ; wie langer werkt
geven een halve gr. om de drie maanden : «ende hier-
mede sullen de ghesellen die also in cnaepscapen werken,
een keerse houden ende die jaerlix in de processie omme-
dragen, mair die keerse sal altyt bliven rustende onder de
dekens van den ambacht.» En de knapen zullen alle jaren
rekening doen van deze kaarsgelden voor de dekens van het
kleermakersambacht (4).
In 1430 is er proces tusschen kleermakers en oudekleer-
koopers, evenzoo in 1440. In 1442 zien we een boete opleggen
zal
ten voordeele van de kapel van het ambacht, waar de kleer-
makers de Mis doen opdragen, maar er wordt ons niet aan-
gegeven waar die kapel zich bevindt (5).
(1) Oud register metten Berderen, f° 158 v° en 196.
(2) Clementynboeck, f° 80.
(3) Clementynboeck, f° 19.
(4) Oud register metten Berderen, f° 92.
(5) Oud register metten Berderen, f° 147 (1430) ; vonnisboek der
a
39
? |
