| Full text |
ós Over het beloonen en flrafren
gj opmerkzaam geweest zijt, en daardoor als
les zeer wel. verftaan hebt? Welaan! luister
3, nog eens aandachtig toe, ik zal u andermaal
5, nog iets verhalen. Wanneer gij mij hier of
j, daar niet begrijpt, moet gij mij flechts vraa
3» gen.” Hier zou, naar ons inzien, de Schools
leeraar wel doen, om dezelfde gefchiedenis, die
hij het laatst in de fchool heeft onder handen
gehad, aan dit kind thans, op eene verftaanbare
en onderhoudende wijze, voor te dragen, ens
daarna, dus te vervolgen: „, Van waar komt
3, het, dat gij u zelven nu niet zoo verveelt;
of. niet zoo ontevreden. zijt, als dezen mors
gen? Ik verhandelde immers dezelfde gefchie-
denis? Wel geantwoord! Gij waart thans Op=
lettend, en hebt daarom ook iets nieuws ge-
s, hoord, en dus geleerd, Het tegendeel had
ss juist, door uwe onoplettendheid, dezen mor=
>> gen plaäts, toen gij, behalve met de verves
ling, oûk nog met den flaap moest worste=
len, en u bij aanhoudendheid de vrees bee
kroop, om, tot uwe fchande, door mij te
zuilen geroepen worden. Welke moeite is
nu grooter, die, welke gij u thans gegeven
hebt, of welke gij dezen morgen hebt moes
ten nemen? Welke moeite verfchaft u het
meeste nut? enz.”
Voorts moet een- Schoolleeraar van alle zo0=
danige- gelegenheden ; waarbij de kinderen het
een of ander onmiddellijk gevolg hunner nei-
ging of daad reeds werkelijk uit eigene ervaring
kennen, een zorgvuldig gebruik maken, om hen
met de eenigzins afgelegene gevolgen derzelve,
en met de gevolgen der tegengeftelde geneigd-
heid en handeling bekend te maken; want, of-
fchoon
93
53
2%
2
s%
39
39
33
92
93
$9
59
35
32
? |
