Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>De weinige voorbijgangers die zij ontmoetten spraken onderling met haat van den koning der Belgen, aan wien zij de schuld van al het gebeurde toeweten (t). In de nabijheid eener kerk vonden zij eenige groepen verzameld, voornamelijk uit vrouwen bestaande, die bevend over den oorlog redeneerden.</p>
<p>Deze vrouwen gingen naar de mis, die gelezen werd om van den Heere den zegepraal voor de Belgische wapenen af te smeeken.</p>
<p>Die goede christelijke zielen trokken ongestoord naar de kerk, niet vermoedende dat :hun gebed eene lastering was voor een God van vrede en menschlievendheid, zooals de christenen hun God voorstellen, en dat zij van hem verhoopten de moordenaar, de uitroeier der Hollanders in het groot te worden, zooals dan ieder Belgisch soldaat het in het klein was. ! Voorzeker zonden op ditzelfde °ogenblik de protestanten in Holland een gebed tot hunnen God, waarin zij Hem om de zege voor de wapenen zijner geloovigen verzochten. En allen waren rechtzinnig in hun gebed. Wat moest God nu doen want er kan slechts één God zijn tegenover die twee zoo verschillende smeekingen ? In zulke stonden toonen de geloovigen dat zij in een noodlottigen kring ronddraaien. Zij moeten aan hun God alle menschelijke gevoelens tot het uiterst gedreven toekennen, dus er geen God van maken, of radikaal zijne onmogelijke bestaanbaarheid pleiten, aangezien een geest zonder stof, niet bestaan, dus niet heerschen kan over de wereld.</p>
<p>Dicht bij die kerk vernamen mevrouw Van Acken en Grietje van eenige vrouwen, dat de laatste soldaten daar zoo even de stad uitgetrokken waren om de strijdenden te vervoegen. Zij toonden haar den weg die naar het veld geleidde en verwijderden zich dan.</p>
<p>(i) Zie GENDEBIEN, Catastrophe du MOiS cl'Aodt 1831.</p>
</text>
|