Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Haar jongetje, verschrikt door het schouwspel dat daar voorviel, liep den huize uit, roepende :</p>
<p>Een priester, een priester ! Grietje was opgestaan en had getracht de beide moeders te troosten, doch vruchteloos, toen op eens voetstappen naderden en de deur der woning door een jeugdigen priester geopend werd : Moeder! Mijnheer Paul! Mijn kind! Dit waren drij uitroepen, die elkander snel opvolgden, en bijna oogenblikkelijk nadien lagen mevrouw Van Acken en haar zoon in malkanders armen. Grietje was, bij het verschijnen van Paul, op eens midden in de kamer blijven stil staan, werd vuurrood, dan doodsbleek en moest zich eindelijk, hare aandoening niet langer meester zijnde, op een stoel laten neervallen, waar zij in tranen losbarstte, die zij vruchteloos poogde te stelpen. De boerin, alhoewel zij Paul oprecht lief had, werd een Weinig pijnlijk getroffen door zijn binnentreden, omdat hij een kind aan zijne moeder terugschonk, terwijl zij haren zoon mistte.</p>
<p>Het pleit wellicht niet ten voordeele der mensehen, maar het is een onbetwistbaar feit, dat men verzachting aan eigen staart zal voelen, door het zien van een anders lijden ; het bewustzijn van niet alleen te zijn in de droefheid, doet de nart minder groot voorkomen. Dat is de homceopathie, genezing der gelijken door de gelijken, op de treurnis, zedelijk lijden der mensehen, toegepast. De boerin,na moeder en zoon met innig lijden aanschouwd te hebben, trok zich in een hoek der kamer terug en weende daar in stilte, om de vreugde van den priester en zijne Ineeder niet te storen. Hare edelmoedigheid had na eenige °ogenblikken strijd op de mensehelijke zwakheid, aan de meeste karakters eigen, gezegevierd.</p>
</text>
|