Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Hollandsch kamp aan, nog steeds met het verzorgen der gekwetsten gelast. En gij hebt ze gesproken? Wel een half uur. Zij weende, moeder, toen zij mij zag en van u sprak. Edel kind! Zij weende, omdat zij getuige moest zijn van al die smarten en ze niet verhinderen kon. Hare liefde voor Rudolf bracht haar op het slagveld; treurnis, moet liefde dan lijden baren? Eenige oogenblikken slechts heb ik Rudolf gezien. Wij vergaten den oorlog en namen als broeders van elkander afscheid. Rudolf is ook een edel hart. Die in de ziel den oorlog betreurt, hoe vaderlandschgezind hij ook is. Mevrouw, mijnheer Paul, de koning! riep Grietje op eens, die sinds eenigen tijd naar den steenweg keek. De koning, Grietje ! riep mevrouw Van Acken rechtstaande en in de aangeduide richting ziende. Paul keek ook, maar voor de eerste maal in zijn leven misschien, kwam er als een donker vloers over zijn wezen, dat er al de zachtheid van ontnam en het somber kleurde. Men zag het aan zijn blik, waarin verwijting, een ganschen beschuldigingsakt tegen den koning te lezen was, dat hij hem wantrouwde, verachtte en wellicht nog meer. Paul had sinds zijne zending in het Hollandsch kamp, aan het gedrag der officieren, waarmede hij te handelen had, iets zonderlings bespeurd en van Helena die hetzelve van haren echtgenoot wist—vernomen ,wat laag verraad Leopold I t tegen zijn volk pleegde. Sinds dien had hij alles geweigerd wat de legerstaf hem deed vragen en hield hij zich uitsluitelijk met het verzorgen der gekwetsten bezig. De koning zat te paard en reed, van een ontelbaar getal ruiters vergezeld, in de richting van het slagveld. In zijne</p>
</text>
|