Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Wat wilt gij zeggen? vroeg Victor, terwijl de andere soldaten, wiens nieuwsgierigheid door deze woorden meer was opgewekt, nog nader trachtten te komen. Ik wil zeggen dat wij schandelijk verraden zijn. Door generaal Daine, niet waar, vroeg een soldaat. Neen, niet door generaal Daine, antwoordde Victor, langzaam, met zwakke stem, doch met zekeren nadruk; neen, niet door Daine, maar door den koning! Door den koning! riepen de soldaten. 't Is dan toch waar? vroeg André. Maar al te waar, broeder, ja, door den koning zijn wij verraden. En heel kort, van tijd tot tijd stilstaande, om wat adem te scheppen, verhaalde Victor hetgeen er in het Maasleger was voorgevallen, wat hij er zelf gezien en gehoord had, sedert het begin van den veldtocht tot aan den terugtocht naar Luik.</p>
<p>Dit kort, duidelijk en onloochenbaar verhaal maakte een diepen indruk op alle de aanhoorders en zij werden tot tranen bewogen, toen Victor vertelde van zijne vlucht met twee zijner vrienden uit het leger, met het doel om zich bij het Scheldeleger te vervoegen, en van alle de tegenslagen en vermoeienissen die zij op hun tocht hadden onderstaan. Gedurende gansch dit verhaal had het kanon- en geweervuur geen enkel oogenblik stil gehouden, wat liet denken dat de slag met dezelfde hardnekkigheid voortgezet werd. Victor, André en de aanhoorders waren volop bezig overwegingen over het vertelde te maken, toen op eens boven het kanongebulder een vervaarlijk gedruisch hunne ooren trof. Verwonderd, eenigen van hen verschrikt, keken zij allen op in de richting van het slagveld, vanwaar het gerucht kwam, en weldra bemerkten zij inde verte een grooten troep ruiters, die in vollen draf naderden. Zij wisten niet wat denken; dat duurde niet lang. Onder de voorsten dier ruiters herkenden zij den koning en zijne gewone volgelingen en weldra hoorden zij heel duidelijk de</p>
</text>
|