Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>André lag in den met zeilen bespannen wagen neder, het hoofd omwonden, de oogen naar het veld gericht.</p>
<p>Hij dacht aan zijne moeder, aan wie hij sinds eenigen tijd niet had kunnen schrijven, aan zijn broeder Paul, die hij niet had kunnen zien, aan Helena, aan Rudolf, die zich waarschijnlijk nog in het vijandelijk leger bevonden;ook dacht hij, en met zekeren schrik, aan Victor, aan den goeden jongen, die waarschijnlijk een der slachtoffers der kuiperijen van koning Leopold's hoofdkwartier geworden was.</p>
<p>Zij ne wonden deden hem geweldige pij nen onderstaan ,welke nog verhoogd werden door het zedelijk lijden, hem door zijn hartsverdriet aangedaan.</p>
<p>Het gekerm van eenigen der gekwetsten, die zich met hein in den wagen bevonden, het meer of min schokken der kar, ondanks haar niet al te snel rijden, dit alles was weinig geschikt om zijnen toestand te verbeteren.</p>
<p>Zwak, lijdend en peinzend lag hij daar, zijn treurigen blik over de velden latende wijden.</p>
<p>De kar was reeds meer dan half wege, toen drij jongelingen, aan eenen boom gezeten, dicht bij een binnenpad op den steenweg uitgevende, door geroep en gebaren den voerman verzochten stil te staan.</p>
<p>Dit geroep was tot in de kar gehoord geworden en de gekwetsten, niet te zeer getroffen, richtten het hoofd op, om te zien wat er voorviel.</p>
<p>André deed zulks ook.</p>
<p>Maar nauwelijks had hij in de richting,van waar die kreten kwamen, gezien, of hij stootte een gil uit. Doch meenende zich bedrogen te hebben en zijn gezicht door de pijn beneveld te zijn, wreef hij met de hand over de engen en zag toen op nieuw, niet gejaagden blik, de jongelingen aan. Neen, neen, hij had zich niet bedrogen! Hemel, wat een toeval, wat een onverwacht geluk! De jongeling die daar nederlag, uitgeput • van vermoeienis en lijden ; de jongeling</p>
</text>
|