Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>welke twee soldaten daar naar de kar brachten; die jongeling welke weldra bij hem, nevens hem, in zijne armen zijn zou, was, C), er viel niet meer aan te twijfelen, hij zag het en hij zag goed, duidelijk, bijna tastbaar; die jeugdige vrijwilliger was Victor, zijn broeder. 0, wat had hij moeten afzien, wat zag hij er lijdend en bleek uit! André vergat zijne smart, gevoelde ze niet en de armen naar den zieke uitstrekkende, die thans in de kar werd gebracht, riep hij met bevende stem en tranen in de oogen: Victor, ach Victor ! Die kreet, die stem deden Victor uit de soort van bewusteloosheid ontwaken, waarin het verzwakt lichaam gedompeld was ; hij opende de oogen en gevoelde bij zijn eersten blik dezelfde gewaarwording, die Victor bij het aanschouwen zijns broeders ondergaan had. Victor ook twijfelde in den beginne, maar was algauw door André zelf goed overtuigd, dat hij waarlijk zijn broeder voor zich had. Zij vielen in elkanders armen en stortten beide tranen van geluk. Dit aandoenlijk schouwspel ontroerde allen die er getuigen van waren; die oude en jonge mannen, welke daar zoo even den dood stout in de oogen hadden gezien, weenden ook bij het zien van tranen en van die innige broederliefde. Onwillekeurig schoven zij zich naderbij en eenige oogenblikken nadien zaten Victor en André in een cirkel van soldaten. Toen de eerste aandoening voorbij was, vroeg André: En zijt gij zoo te voet tot hier gekomen, Victor? Ja, André, antwoordde deze, te voet, mijne twee vrienden en ik. Wat hebt gij moeten lijden! Verschrikkelijk! Maar ik verkoos den hongerdood boven de rol van slachtoffer en kanonnenaas ten voordeele der koningen, die men ons deed vervullen.</p>
</text>
|