Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Mijne innigste overtuiging is dat, dierf Engeland ons opentlijk helpen, het dit doen zou.</p>
<p>Doch gaan wij met ons verhaal voo-d. De bladen hadden een zachteren toon aangeslagen en bepaalden zich bij aanhalingen uit redevoeringen door leden der Tweede Kamer, tegenstanders des gouvernements, uitgesproken. Alles scheen rustig te worden, de gouvernementsheeren verheugden zich reeds in eene zege, toen op eens eene gebeurtenis, door ons allen onverwacht, voorviel. De omwenteling brak in Juli te Parijs uit, verbreidde zich over Frankrijk en had de verjaging van koning Jarel X voor gevolg. Het bericht van den opstand viel als een donderslag in Brussel en bracht op eens nieuw leven in de harten aller strijders. Met angst en hoop werden de verdere berichten afgewacht en toen het nieuws van den zege der omwenteling zich overal verspreidde, was de geestdrift onbeschrijfelijk. Waarom zouden wij niet kunnen wat Parijs vermocht, liep het hier van mond tot mond, en dit gelukken des gewelds tegenover een kqning, dit vallen der Bourbons onder de straatsteenen en kogels der Parijzenaren, ontnamen aan koning Willem meer van zijne prestige, dan alles wat tegen hem en het gouvernement geschreven was. Van dan af was de opstand onvermijdelijk. De dagbladschrijvers waren niet meer de voornaamste tooneellisten in het politieke treurspel; de hoofdrol kwam aan den vechter, het woord aan het kanon, de barrikaden zouden het tooneel worden. Woorden-, pennenstrijd en schermutselingen gingen een einde nemen, de beslissende slag naderde, want het volk, dat noch schrijft, noch redevoeringen houdt, maar handelt als de maat vol is, werd ongerust, woelig. Zulks was de toestand der hooddstad.</p>
<p>Wat Luik betreft, daar leefde men in dezelfde gedachten sfeer als te Brussel, doch in min demokratischen en wat meer nationaal-liberalen zin. Wat echter den geest van opstand aanging, die was uitmuntend. Daar begonnen zich eenige groepen</p>
</text>
|