Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>is de hand niet alleenlijk aan hun troon,maar aan hun lijf te slaan, dat die hooggeplaatste mannen, die buitengewone (?) menschen, zich in hun waar daglicht laten zien en toonen wat ze dikwijls zijn : onbekwamen, middelmatigen, groote dutsen of lafaards.</p>
<p>De verjaardag van de geboorte des konings naderde. Alle jaren werd deze door groote feestelijkheden gevierd, en alles liet voorzien dat er thans meer luister dan ooit zou aangegeven worden. De volkssympathie, die men noch door toegevendheid, noch door gerechtigheid had willen veroveren, meende men nu door schitterende feesten, door prachtige verlichtingen en dergelijks te winnen. En wederom moet ik u op iets opmerkzaam maken, mijne vrienden. Feesten zijn in gewone tijden de blinddoek door de heerschers voor 's volks 'oogen geslagen, maar in woelige omstandigheden worden diezelfde verkwistingen een argument tegen de gouvernementen, eene rede tot opstand. Dat was hier ook het geval. Vroegere jaren had het volk op dien verjaardag gedanst, gesprongen en gezongen, niet vermoedende dat het op zijne eigene doodkist jubelde, doch nu feestte het niet mede, maar raasde het van woede en sloeg alles aan stukken.</p>
<p>Nevens de plakkaten die de- vermakelijkheden aankondigden, hingen er anderen die het volk tot opstand aandreven, door het al zijne grieven onder het oog te brengen. De 23 Oogst was het groot vuurwerk. Daar begon de opstand. Stukken tot het vuurwerk behoorende en anderen, die men aan het plaatsen was voor de verlichting des volgenden dags, werden verbrijzeld, onder den kreet : Leve De Potter, weg met den koning! Het volk riep dit; het was dus in beginsel vóór de republiek en tegen het koningschap. Als het vermeerderen en verhoogen van de golven der zee bij het klimmen des orkaans, zoo vertiendubbelden de groepen</p>
</text>
|