| Full text |
e
mi
39 40 41 42 43 44 45 46 47 48
Veroranung,
betreffend
die Regelung der Kartoffelversorgung.
Artikel 1.
Für den Bereich des Generalgouvernements wird eine «Kartoffel-
versorgungsstelle in Brüssel» gebildet, die dem Verwaltungschef bei
dem Generalgouverneur unterstellt ist.
Artikel 2.
Die Kartoffelversorgungsstelle hat für die Verteilung der Kartoffel-
vorräte zur Ernährung der belgischen Bevölkerung zu sorgen. Sie ist
befugt, zu diesem Zwecke auch den Verbrauch von Kartoffeln zu regeln.
Artikel 3.
Insoweit die zur Ernährung der Bevölkerung eines Gemeindever-
bandes erforderlichen Kartoffeln nicht vorhanden sind, hat die Gemeinde
durch Vermittlung des zuständigen Zivilkommissars den Fehlbetrag bei
der Kartoffelversorgungsstelle anzumelden
Artikel 4.
Zur Beschaffung des angemeldeten Bedarfes (Art. 3) kann die Kartof-
felversorgungsstelle bestimmen, welche Kartoffelmengen aus den Erzeu-
gungsgebieten abzugeben sind. Die Aufbringung dieser Mengen liegt
den Gemeinden in diesem Gebiet ob. Der Bürgermeister setzt die von
den einzelnen Erzeugern abzugebenden Kartoffelmengen fest.
Artikel 5.
Verweigert ein Erzeuger die Abgabe, so kann der Kreischef anord-
nen, dass die Kartoffeln zu einem hinter dem geltenden Höchstpreise
um 20 v. H. zurückbleibenden Preise, nötigenfalls unter Zuziehung
militärischer Hilfe, enteignet werden und dass das Eigentum an den
Kartoffeln an die in der Anordnung zu bezeichnende Gemeinde oder
Person übertragen wird. In der Anordnung ist der Besitzer aufzufordern,
die zu enteignende Menge innerhalb einer bestimmten Frist auszusondern.
Kommt er dieser Aufforderung nicht nach, so kann der Kreischef die
Aussonderung auf seine Kosten vornehmen lassen.
Bei der Bestimmung der zu enteignenden Mengen ist auf die dem
Erzeuger zur Fortführung seiner Wirtschaft erforderlichen Vorräte,
insbesondere auch an Saatkartoffeln, Bedacht zu nehmen.
Regelt der Verwaltungschef die Kartoffelversorgung von Gemeinden
ohne Vermittlung der Kartoffelversorgungsstelle (Art. 10), so finden im
Falle der Verweigerung der Abgabe die Bestimmungen dieses Artikels
gleichfalls Anwendung.
Artikel 6.
Sämtliche Gemeindebehörden haben die zur Versorgung der Bevölke-
rung mit Kartoffeln notwendigen Massnahmen zu treffen. Sie haben
insbesondere dafür zu sorgen, dass ausreichende Kartoffelmengen zur
Ernährung der Bevölkerung zur Verfügung stehen.
Artikel 7.
Die Gemeindebehörden haben den Verkaufspreis für die von ihnen
bezogenen Kartoffeln, die sie unmittelbar oder durch Vermittlung des
Handels abgeben, nach den Bestimmungen der Verordnung vom 28. Sep-
tember 1915 (G.- u. V. Bl. S. 1090) festzusetzen.
Artikel 8,
Die Gemeindebehörden können in ihrem Bezirke Lagerräume für die
Lagerung ihres Kartoffelbedarfes in Anspruch nehmen. Die Vergütung
hierfür setzt mangels Vereinbarung der Kreischef fest.
Artikel 9.
Die Gemeinden können die im derzeitigen Besitz von Händlern befind-
lichen Kartoffelvorräte zu den nach der Verordnung von 28. Septem-
ber 1915 zu berechnenden Preisen übernehmen. Im Falle der Verweige-
rung der Abgabe findet Artikel 5 sinngemäss Anwendung.
Artikel 10.
Mit der Ausführung der Verordnung wird der Verwaltungschei
beauftragt. Er kann insbesondere Bestimmungen über die Qualität der
zu liefernden Kartoffeln, die Zulassung der Verlader, deren Vergütung
und den Transport der Kartoffeln treffen. Er ist auch befugt, die
Versorgung der Gemeinden ohne Vermittlung der Kartoffelversorgungs-
stelle zu regeln und alle sonst zur Durchführung der Kartoffelversor-
gung aus Anlass dieser Verordnung erforderlichen Massnahmen zu
treffen.
Artikel 11.
Zur Entscheidung aller Streitigkeiten über die Lieferung von Kartos-
feln (Verordnung vom 28. September 1915, Gesetz- und Verordnungsblatt
S. 1090, und gegenwärtige Verordnung) ist ein Schiedsgericht ausschliess-
lich zuständig, dessen Zusammentritt auf Antrag eines Beteiligten von
der Kartoffelversorgungsstelle veranlasst wird.
Jeder Beteiligte hat aus der Zahl der hierzu von der Kartoffelversor-
gungsstelle namhaft zu machenden Personen einen Schiedsrichter aus-
zuwählen oder die Kartoffelversorgungsstelle um die Auswahl eines
solchen zu ersuchen.
Die ausgewählten Schiedsrichter haben sofort nach ihrer Bestellung
zusammen zu treten, den Befund festzustellen und, wenn sie zu einem
übereinstimmenden Urteil gelangen, jedem Beteiligten den Schieds-
spruch, in dem ein etwa ermittelter Minderwert ziffermässig angegeben
sein muss, unverzüglich zuzustellen. Gelangen sie nicht zu einer Eini-
gung, so wird ein dritter Schiedsrichter von der Kartoffelversorgungs-
stelle bestellt, der allein entscheidet, jedoch mit der Massgabe, dass er
der Meinung eines der Schiedsrichter beitreten muss.
Dem Schiedsgericht steht es frei, Sachverständige und Zeugen zu
hören.
Die Artikel 1005-1028 der belgischen Zivilprozessordnung finden auf
dieses Schiedsgericht keine Anwendung.
Das Schiedsgericht entscheidet über die Kosten des Verfahrens ein-
schliesslich der Parteikosten nach freiem Ermessen. Die den Mitglie-
dern des Schiedsgerichtes und den Sachverständigeu für ihre Mühewal-
tung zustehende Entschädigung sowie die Entschädigung der Zeugen
für Zeitversäumnis und Reisekosten werden von der Kartoffelversor-
gungsstelle festgesetzt.
Die Entscheidungen des Schiedsgerichtes sind endgültig
Im Falle einer Streitigkeit zwischen der liefernden und der empfan-
genden Gemeinde ist die Einleitung des Schiedsverfahrens tunlichst
innerhalb 48 Stunden nach Ankunft der Kartoffeln zu beantragen,
und zwar nötigenfalls telegraphisch.
Artikel 12.
Zuwiderhandlungen gegen die auf Grund des Artikels 10 getroffenen
Anordnungen werden mit Haft oder Gefängnis bis zu einem Jahre oder
mit Geldstrafe bis zu 10 000 M. bestraft. Auf beide Strafarten kann
nebeneinander erkannt werden. Ausserdem kann auf Einziehung der
Ware erkannt werden.
Artikel 13.
Zuständig sind die deutschen Militärgerichte.
Artikel 14.
Die Verordnung vom 28. September 1915 bleibt, insoweit nicht vorste-
hende Verordnung anderweitige Bestimmungen trifft, aufrecht.
Brüssel, den 17. Januar 1946.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
Verordening
betreffend
regeling van de aardappelbevoorrading.
Art. 1.
Voor het gebied des Generalgouvernements wordt een « aardappel-
bevoorradingskantoor » te Brussel opgericht, dat onder den « Ver-
waltungschef » bij den Generalgouverneur staat.
Art. 2.
Het aardappelbevoorradingskantoer moet voor de verdeeling van de
aardappelvoorraden ter voeding van de Belgische bevolking zorgen. Het
is bevoegd, te dien einde, ook het verbruik van aardappelen te regelen.
Art. 3.
Zooverre er binnen eene gemeente niet de noodige aardappelen voor
de voeding der bevolking voorhanden zijn, moet de gemeente door
bemiddeling van den bevoegden burgerlijken Kommissaris de ontbre-
kende hoeveelheid bij het aardappelbevoorradingskantoor aangeven.
Art. 4.
Om het aangegeven tekort te bezorgen (Art. 3), kan het aardappel-
bevoorradingskantoor bepalen, welke hoeveelheden aardappelen uit de
voortbrengstgebieden te betrekken zijn. De gemeenten binnen dit gebied
zijn gehouden deze hoeveelheden te bezorgen. De burgemeester bepaalt
hoeveel aardappelen ieder voortbrenger te leveren heeft.
Art. 5.
Weigert een voortbrenger ze aftestaan, zoo kan de « Kreischef »
bevelen, dat de aardappelen tot 20 % onder den geldenden hoogster
prijs, desnoods met behulp van krijgsmacht, onteigend worden en het
eigendom over de aardappelen op de in het bevel aanteduiden gemeente
of persoon overgedragen wordt. Het bevel moet den bezitter opleggen,
de te onteigenen hoeveelheid binnen een gestelden termijn af te
zonderen. Komt hij dezen eisch niet na, zoo kan de « Kreischef » de
afzondering op diens kosten laten doen.
Bij het bepalen van de te onteigenen hoeveelheden moet in aan-
merking genomen worden wat de voortbrenger tot het voortzetten van
zijn bedrijf noodig heeft, inzonderheid aan plantgoed.
Regelt de « Verwaltungschef » de aardappelbevoorrading veor de
gemeenten zonder tusschenkomst van het aardappelbevoorradingskan-
toor (Art. 10), zoo zijn, in geval van weigering om aardappelen te leveren,
de bepalingen van dit artikel insgelijks van toepassing.
Art. 6.
Alle gemeenteoverheden moeten de noodige maatregelen nemen tot
het voorzien van de bevolking met aardappelen. Zij hebben vooral te
zorgen, dat voldoende hoeveelheden aardappelen voor de voeding der
bevolking ter beschikking staan.
Art. 7.
De gemeenteoverheden moeten den verkoopprijs voor de van haar
betrokken aardappelen, die zij rechtstreeks of door bemiddeling van den
handel afstaan, volgens de bepalingen der verordening van 281 Septem-
ber 1915 (Wet- en Verordeningsblad bz. 1090) vaststellen.
Art. 8.
De gemeenteoverheden kunnen in hare omschrijving stapelplaatsen
voor het bergen van haren aardappelvoorraad opeischen. Bij gebreke
eener overeenkomst stelt de « Kreischef » hiervoor de vergoeding vast.
Art. 9.
De gemeenten mogen de aardappelvoorraden die bij de kooplieden
voorhanden zijn overnemen, waarvoor de prijzen overeenkomstig de
bepalingen der verordening van 28» September 1915 berekend moeten
worden. Weigeren kooplieden hun voorraden af te staan, zoo is artikel 5
dienovereenkomstig toepasselijk.
Art. 10.
Met de uitvoering van deze verordening wordt de « Verwaltungschef »
belast. Hij kan in ’t bijzonder schikkingen nemen omtrent hoedanigheid
der te leveren aardappelen, de aanvaarding van vervoerders, hunne
vergoeding en het vervoer van de aardappelen. Hij is ook bevoegd, de
bevoorrading van gemeenten zonder tusschenkomst van het aardappel¬
bevoorradingskantoor te regelen en alle andere naar aanleiding dezer
verordening noodig blijkende maatregelen te treffen om de aardappel-
bevoorrading mogelijk te maken.
Art. 11.
Tot het beslechten van alle geschillen omtrent het leveren van aard¬
appelen (verordening van 28» September 1945, Wet- en Verordenings-
blad bz. 1090 en onderhavige verordening) is alleen een scheidsgerecht
bevoegd, dat op aanvraag van eenen belanghebbende door het aard-
appelbevoorradingskantoor opgeroepen wordt.
Ieder belanghebbende heeft uit het aantal der hiertoe door het bevoor¬
radingskantoor bij name aanteduiden personen eenen scheidsrechter te
kiezen of het bevoorradingskantoor te verzoeken er een voor hem te
kiezen.
De uitgekozen scheidsrechters hebben terstond na hunne aanstelling
te vergaderen, de feiten vast te stellen en indien zij tot een over-
eenstemmend oordeel geraken, elken belanghebbende de beslissing,
waarin bij voorkomend geval een minderwaarde in cijfers moet aan-
gegeven zijn, onverwijld te laten toekomen. Worden zij het niet eens, dan
wordt een derde scheidsrechter door het aardappelbevoorradingskantoor
aangesteld, die alleen beslist, onder voorwaarde echter dat hij zich bij de
meening van een van beide scheidsrechters moet aansluiten.
Het scheidsgerecht staat het vrij deskundigen en getuigen te raad-
plegen.
De art. 1005-1028 van het Belgisch Wetboek van burgerlijke rechts-
pleging zijn op dit scheidsgerecht niet van toepassing.
Het scheidsgerecht beslist over de kosten der rechtsverhandeling, de
partijkosten erinbegrepen, naar eigen goedvinden. De vergoeding voor
de leden van het scheidsgerecht en de deskundigen voor hunne
bemoeiing, evenals de vergoeding voor tijdverlies en reiskosten der
getuigen wordt door het aardappelbevoorradingskantoor vastgesteld.
De uitspraken van het scheidsgerecht zijn zonder beroep.
In geval eener betwisting tusschen de leverende en de ontvangende
gemeente, moet de aanvraag om eene scheidsrechterlijke uitspraak
binnen 48 uur na aankomst der aardappelen en zoo noodig telegrafisch
ingediend worden.
Art. 12.
Overtredingen van de op grond van art. 10 uitgevaardigde voorschrif-
ten worden met ten hoogste één jaar hechtenis of gevangenis, of met ten
hoogste 40.000 mk boete gestraft. Beide straffen kunnen te gelijk uit-
gesproken worden. Buitendien kan de ware verbeurd verklaard
worden.
Art. 13.
Bevoegd zijn de Duitsche krijgsrechtbanken.
Art. 14.
De verordening van 28° September 1915 blijft, zooverre niet onder-
havige verordening anders beschikt, van kracht.
Brussel, den 17* Januari 1946.
Der General-Gouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
Arrete
réglant
l'approvisionnement en pommes de terre.
Article 4er.
Pour tout le territoire du Gouvernement général, il est créé un
Bureau d'approvisionnement en pommes de terre » (Kartoffelversor-
gungsstelle) [K. V. S.], situé à Bruxelles et relevant du Chef de l’admi¬
nistration civile près le Gouverneur général.
Article 2.
Ce Bureau d'approvisionnement K. V. S. a pour mission de veiller à
la distribution des pommes de terre destinées à l'alimentation de la
population belge. A cette fin, il a le droit de régler aussi la consom¬
mation des pommes de terre.
Article 3.
Dans les communes où les stocks de pommes de terre sont insuffisants
pour pourvoir à l’alimentation de la population, l’administration commu¬
nale devra, par l'intermédiaire du commissaire civil compétent, déclarer
la quantité manquante au Bureau d'approvisionnement.
Artiele 4.
En vue de pourvoir aux besoins déclarés (art. 3), le Bureau d'approvi¬
sionnement peut déterminer les quantités de pommes de terre à fournir
par les régions productrices. La fourniture de ces quantités incombe
aux communes de ces régions. Le bourgmestre fixera les quantités
livrables par chaque producteur.
Article 5.
Si un producteur refuse de livrer, le chef d’arrondissement pourra
ordonner que les pommes de terre soient expropriées, au besoin en
ayant recours à la force armée, et achetées à un prix inférieur de
20 pour cent au prix maximum en vigueur, et que la propriété de ces
pommes de terre soit attribuée à telle commune ou à telle personne
désignée dans l'ordonnance. Par cette dernière, le propriétaire sera
requis de tenir prête, dans un délai déterminé, la quantité qui doit être
expropriée. Si le propriétaire ne se conforme pas à cette injonction, le
chef d'arrondissement pourra charger une autre personne de faire le
nécessaire, aux frais du propriétaire récalcitrant.
En déterminant les quantités qui doivent être expropriées, il sera
tenu compte des besoins du producteur, de telle façon que les provisions
nécessaires au maintien de son exploitation et, en particulier, celles
indispensables à la culture de ses terres lui restent assurées.
Si le Chef de l'administration civile règle l'approvisionnement de
certaines communes sans recourir à l'intermédiaire du « Bureau d'appro¬
visionnement en pommes de terre » (art. 10), le refus de livrer tombe
également sous l'application du présent article.
Article 6.
Toutes les administrations communales doivent prendre les mesures
nécessaires à l'approvisionnement de la population en pommes de terre,
Elles doivent surtout veiller à ce- qu’il y ait des pommes de terre en
quantités suffisantes pour nourrir la population.
Article 7.
Les administrations communales doivent fixer, conformément aux
dispositions de l'arrêté du 28 septembre 1915 (Bulletin officiel des lois et
arrêtés p. 1090) le prix de vente des pommes de terre achetées par elles
et qu'elles revendront soit directement soit par l’intermédiaire du com¬
merce.
Article 8.
Les administrations communales ont le droit d’occuper, dans leur
territoire, des locaux pour y déposer leurs stocks de pommes de terre.
Faute d'entente à l’amiable, l'indemnité à payer de ce chef aux ayant¬
droits sera fixée par le chef d'arrondissement.
Article 9.
Les communes ont le droit d'acheter les stocks de pommes de terre se
trouvant en possession des marchands au moment de la transaction; les
prix en devront être établis d’après l’arrêté du 28 septembre 1915. En
cas de refus, l'art. 5, approprié en conséquence, sera applicable.
Article 10.
Le Chef de l'administration civile est chargé de l'exécution du présent
arrêté. Il a, entre autres, le droit de prendre des dispositions réglemen-
tant la qualité des pommes de terre à livrer, l’admission et la rétribu¬
tion des expéditeurs et le transport des pommes de terre. Il peut
aussi régler l'approvisionnement de certaines communes sans recourir à
l'intermédiaire du « Bureau d'approvisionnement en pommes de terre »;
en outre, il est autorisé à prendre toutes autres mesures nécessaires
en vue d'assurer l'approvisionnement en pommes de terre tel qu'il est
prévu par le présent arrêté.
Article 14.
Tous les différends résultant de la livraison des pommes de terre
(arrêté du 28 septembre 1945 Bulletin officiel des lois et arrêtés
p. 1090] et le présent arrêté) seront tranchés par un tribunal d'arbitrage
qui seul sera compétent; à la demande d'un des intéressés, ce tribunal se
réunira par les soins du « Bureau d’approvisionnement en pommes de
terre ».
Chacun des intéressés devra désigner un arbitre parmi les personnes
que le Bureau d'approvisionnement choisira à cet effet, ou devra inviter
le Bureau d'approvisionnement à désigner lui-même un arbitre.
Les arbitres désignés, dès qu'ils auront été nommés, devront se réunir,
constater les faits et, s'ils sont d'accord quant au jugement à prononcer,
ils devront communiquer immédiatement, à chacun des intéressés, la
décision arbitrale, qui, le cas échéant, indiquera en chiffres la moins¬
value déterminée par le tribunal d’arbitrage. Si les arbitres ne parvien-
nent pas à s’entendre quant à la décision à prendre, le Bureau d’appro¬
visionnement désignera un troisième arbitre qui, seul, décidera, toutefois
en adoptant la manière de voir d’un des deux premiers arbitres,
Le tribunal d’arbitrage a le droit d’entendre des experts et des
témoins.
Les articles 1005-1028 du code de procédure civile belge ne sont pas
applicables à ce tribunal d'arbitrage.
Le tribunal d'arbitrage décide libremeut à qui incombent les frais de
sa procédure, y compris les frais des parties. Les indemnités à toucher
par les arbitres et les experts ainsi que celles dues aux témoins pour
perte de temps et frais de voyage seront fixées par le Bureau d’approvi¬
sionnement.
Les décisions du tribunal d'arbitrage sont sans recours.
En cas de différend entre la commune qui doit livrer et celle qui doit
recevoir les pommes de terre, la demande d’arbitrage devra, autant que
possible, être faite dans les 48 heures de l'arrivée des pommes de terre;
s'il le faut, cette demande devra se faire par télégramme.
Article 12.
Les contraventions aux prescriptions édictées en vertu de l'article 10
seront punies d'une peine d'emprisonnement de police ou correctionnel
d'un an au plus ou bien d'une amende pouvant aller jusqu'à 10,000 marcs.
Les deux peines pourront être réunies. En outre, le tribunal pourra
ordonner la confiscation de la marchandise.
Article 13,
Les contraventions seront jugées par les tribunaux militaires
allemands.
Article 14.
Pour autant que les dispositions du présent arrêté ne dérogent pas
à l'arrêté du 28 septembre 1945, ce dernier reste en vigueur.
Bruxelles, le 17 janvier 1946.
Der General-Gouverneur in Beigien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
G. C. VII 433.
|
