Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>opgemaakt en de gansche nalatenschap op ongeveer honderd vijf-en-zeventig duizend franken begroot.</p>
<p>Honderd vijf-en-zeventig duizend franken. Wie zal zeggen hoeveel moeite, wat al zorgen, arbeid en zweet, ja, wat al ontberingen misschien, het aan de familie De Neef, van ouders tot ouders, gekost heeft, om die fortuin te verzamelen. En nochtans in hoe luttel dagen kan zulk eene fortuin, door een enkelen persoon, in slemp- en-braspartijen, verspild worden</p>
<p>Den dag der verkooping werden de goederen dapper opgejaagd. Des niet te min kochten Ward, Jan en Wantje de hoeve en bijna al het land. De verkooping bracht ongeveer twee honderd duizend franken op. Eenige weken later ontving Alfred, als voorloopige afkorting op zijn aandeel, eene som van vijf-en-dertig duizend franken in goud en in papierwaarden.</p>
<p>• De broeders en zuster van Alfred blijven, als te voren, vlijtig voortboeren. De voorspoed, meestal het gevolg van ijver en naarstigheid, blijft hun als vroeger getrouw.</p>
<p>Intusschen is Alfred naar Gent teruggekeerd voorzien van meer dan vijf-en-veertig duizend franken. Hij waant zich een Cresus. Ook vindt hij niet weinig vrienden ; immers Alfred is een vroolijke gezel en deelt soms, met min bevoordeelden, wel ietwat van zijnen overvloed. Het schoone geslacht wordt ook niet vergeten en het schijnt, dat Alfred veel bijval heeft; althans hij is er fier op, dat meest al de jonge meisjes hem zoo vriendelijk tegenlachen en toeknikken en hij in bierhuis en koffiezaal, zoo aangetrokken wordt. Het geld, zegt men, geeft den mensch in 't algemeen en den jonkman in -'t bijzonder, eene groote prestige ; onze held is echter niet alleen een gegoed maar ook een flink en welgemanierd heer. Of het nu zijn persoon of zijne beurs is, die zooveel bijval geniet, zouden wij bezwaarlijk durven beslissen. Misschien wel het een en het ander.</p>
<p>Licht is het te begrijpen, dat het, wanneer men zooveel</p>
</text>
|