Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Door warmte en wrijving wordt de hef en daarna de moedermelk los gebracht. De kleine zuigeling, hoe gulzig ook, kan die overvloedige levensbron niet voet houden. Moeder Claessens is uiterst kloek en gezond. De werkzaamheid der melkklieren neemt toe, naarmate haar zuigeling meer trekt. Wanneer hij, tot brakens toe, verzadigd is, loopt nog een gedeelte dier kostelijke vloeistof hare gezonde borsten af.</p>
<p>Maar, wat staat hij daar, zoo afgezonderd in eenen hoek der kamer te dutten, de goede Claessens ? Hij schijnt als een wijsgeer in gedachten verzonken. Zie, hij wil spreken, doch hij weerhoudt zich als vreesde hij onzin uit te brengen.</p>
<p>Man, zegt vrouw Claessens, gij zijt verstrooid ! —lk denk aan iets, vrouw ; maar, 't is zulke gekke gedachte ! Ik durf het waarlijk niet zeggen, uit vrees dat gij verstoord zult zijn of den spot met mij zult drijven.</p>
<p>Ta, Ta, Ta ! kom er maar me ê voor den dag. Ik ben immers zoo licht niet geraakt. Of twijfelt gij aan de goedheid van uw vrouwtje ?</p>
<p>—Toch niet, mijn beste, maar ziet ge.... Zeg maar op ; wat ligt er u op het hart ? 't Is maar, ziet ge ; het pijnigt mij dat kostbare zog zoo verloren te zien gaan.</p>
<p>-- Wat gedacht is dat nu, merkt vrouw Classsens verwonderd aan. Ik kan toch de werkzaamheid mijner borsten niet verhinderen !</p>
<p>Er is zoo menig kind, wien de moederborst ontbreekt. Ik hoorde eens eenen dokter uit de Bijloke zeggen, dat er zoovele kinders voornamelijk rijke kin-</p>
<p>ken hebben, vertrekken zij, behalve Melanie, die de moeder en den knaap eenige dagen zal verzorgen. Den derden dag wordt vrouw Claessens door de zogkoorts aangetast en hare zware borsten, zwellen op tot barstens toe.</p>
</text>
|