Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>en ik bereikte nauwelijks bij tijds het bed.</p>
<p>Gij moogt zoo bekommerd niet zijn, beste vrouw, zegt Claessens ; gij weet immers wel, dat het pas één dag geleden is, dat gij bevallen zijt. Melanie zal het goed verder wel afstrijken.</p>
<p>-- Als zij het maar goed doet ! zucht de moeder.</p>
<p>Hier wordt het gesprek onderbroken door den kreet van den kleinen wereldburger, die erbarmelijk begint te jammeren. Aanstonds neemt vader hem uit de wieg, kust hem met een sussen, en overhandigt hein zachtjes aan de moeder. Deze aanschouwt hem met een blik van onuitsprekelijke liefde. Zachtjes slaat zij hem op het rugje, streelt en sust hem, terwijl ze zoo honigzoet-suja-suja, do-do, kindje ! neuriet, dat de kleine, als ware hij zijner moeder onuitsprekelijke liefde bewust, onmiddellijk zwijgt en de oogjes sluit.</p>
<p>Wat is ze schoon die moeder, met den blos der moederlijke liefde en fierheid op de wangen, waarop 'de baringsmart geen spoor achterliet ; met hare oogen fonkelend van zaligheid en geluk, die beurtelings vliegen van den kleine naar den vader en van den vader naar den kleine ! En ook wat is « hij » lief, de pas geborene knaap, met zijn klein neusje, zijn groot voorhoofd, Zijne pottige bloedroode wangetjes, zijne glanzige oogjes, zijn rozekleurig mondje en zijn rond kinnetje met een groefje versierd ! En hoe poezelig die kleine armpjes, hoe malsch zijn rugje, en hoe rond en mollig die spartelen le beentjes ! Waarlijk men zou er in bijten ! Kortom, al de buurvrouwen getuigen het eenparig : het is een waar molletje, liet evenbeeld zijns vaders ; het is er letterlijk uitgesneden, eene echte miniatuur ervan.</p>
<p>Wat glimlacht Hein ClaeSsens heimelijk van genoegen, als de vrouwen zeggen hoe sprekend de kleine op zijn vader gelijkt. Het is het algemeen gevoelen, Hein mag er zich nog mede bemoeien en andermaal « vader » worden. Men verwacht reeds tegen 't aanstaande jaar zijn tweede</p>
</text>
|