Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Het zij ter" eere van Alfred gezegd, het geld, dat hij den notaris vroeg, diende' enkel om eenige gemaakte schulden, onder andere die, bij zijnen huurbaas, mijnheer Penninckx, te betalen.</p>
<p>Terwijl hij bij het terugkeeren nadenkt om het geld, zonder verwijl, te zijner bestemming te zenden, komt Piet, de koejorgen, hem haastig te gemoet geloopen, en roept hem buiten adem, toe :</p>
<p>Mijnheer Alfred, mijnheer Alfred !.... spoed bazin is niet.... wel !</p>
<p>Zoodanig schrikt Alfred door die onverwachte tijding, dat zijne beenen als met lamheid geslagen zijn. Welhaast nochtans kan hij een weinig spoed bijzetten, en juist als hij aan de huisdeur komt, ziet hij mijnheer Brijs, den dokter, die zijn gewoon bezoek aan vrouw De Neef gebracht heeft. Deze geeft hem eenen wenk, die zooveel te beduiden heeft als : kom, volg mij Alfred ; ik moet u afzonderlijk spreken. Hierop treden beiden eene kamer binnen. Alfred is bleek van aandoening ; de dokter spreekt hem fluisterend toe :</p>
<p>Mijnheer, moeder is in het geheel niet wel. Tot hiertoe heb ik u de natuur harer kwaal verzwegen, omdat ik er geen onmiddellijk gevaar in zag en het onnoodig oordeelde ii nutteloos te ontstellen. Doch heden ware het raadzaam haar de Sacramenten der stervenden te doen toedienen.</p>
<p>Alfred verbleekt nog meer en een poos is hij schier onbekwaam een woord te- uiten. Eindelijk vraagt hij naar den aard van moeder's kwaal. Sedert jaren, zegt de dokter, lijdt de goede vrouw aan maagkanker. Hetzij door verstrooidheid, onachtzaamheid ; hetzij men van Alfreds aanwezigheid in de kamer onbewust is ; op het zelfde °ogenblik brengt men een lampetkom, vol ge-</p>
<p>Alfred maakt eene buiging. Een weinig later is hij in bezit van drie duizend franken en nog een half uur later in de nabijheid van Heuvelbeek.</p>
</text>
|