Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>• Zij hoopten, hoopten steeds, wachtten met angstig ongeduld de koets af, die de brieven medebracht, maar telkens vonden zij zich teleurgesteld en het kortstondig geluk dat iedere begoocheling haar had geschonken, was door eene nog grootere treurnis gevolgd. Hare smart steeg tot wanhoop. Voor de moeder werd het in hare verschrikte verbeelding bijna zeker dat Paul was bezweken en de andere kinderen, te midden der talrijke gevaren, den dood niet zouden ontkomen.</p>
<p>Tot overmaat van rampen, begon zij zich zelve als de eenige schuldige aan te stellen en te verwijten. Mocht zij, die ondervinding had en moeder was, zoo lichtzinnig hare kinderen aan den dood prijs geven! Moest zij ze niet bij haar, bij hunne moeder hebben gehouden?</p>
<p>En dan, in het onbeschrijfelijke harer zielefoltering tot uitzinnigheid overslaande, liet zij zich bij tijds neérvallen op den vloer, rolde zich op den grond, rukte zich de haren uit het hoofd, om dan later te midden harer kamer op de knieën neer te zinken, de handen biddend ten hemel te verheffen, en een vloed van tranen stortende, aan God om hare kinderen te bidden.</p>
<p>Maar God zweeg, en de postkar bleef weg. Haar toestand verergerde, hare ziekte, door Paul's en Grietje's zorgen verdreven, vertoonde zich op nieuw met duidelijke, onrustbarende teekenen en liet reeds diepe sporen op haar aangezicht na. In weinige dagen waren hare haren grijs geworden en hare trekken voor tien jaren verouderd,</p>
<p>_ De kwaal nam toe en zou haar ten grave slepen, omdat thans aan haar leven een doel miste.</p>
<p>Dat doel schonk haar Grietje met het voorstel, te samen naar de legersplaats te gaan, Paul, André en Victor op te zoeken, hun terug naar Gent te voeren, of bij hun, des noods,</p>
<p>het in de natuur bijna met alles gaat dat klimt of vermeerdert, het stijgen van haar lijden was niet regelmatig, maar het verergerde wel vierdubbel telkens een dag te meer zich bij de verloopen dagen kwam voegen.</p>
</text>
|