Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>menschen, die steeds elkander bevechten, terwijl zij met wat goeden wil en naastenliefde, zoo gelukkig zouden kunnen zijn. Hoe edelmoedig van karakter hij ook was, toch kon hij niet nalaten in ieder zijner brieven, zijne verontwaardiging lucht te geven over de koningen en de grooten der wereld, die of niet op de hoogte der grootsche rol waren welke zij te vervullen hadden, of niet waardig hunner verhevene betrekking. Ook liet hij niet na telkens naar Grietje's gezondheid te vragen en noemde haar steeds onze zuster van liefde. Deze weinige regelen deden het meisje, eens alleen zijnde, tranen van vreugde storten en bijna telkens bij moeder den uitroep ontstaan : Grietje, indien Paul geen priester ware, ik geloof dat gij nog mijne schoondochter zoudt worden. Dan werd Grietje kersrood en kon anders niet dan eenige Onverstaanbare woorden stamelen.</p>
<p>Deze twee brieven hadden een weinig afwisseling in het leven der beide vrouwen gebracht, maar ziet, daar kwam voor haar een donker wolkje aan den horizont.</p>
<p>De tweede brief werd niet door een derde gevolgd. Wat mocht er gebeurd zijn? Waarom schreef Paul niet meer? Was er een ongeluk overkomen aan hein, aan André of aan Victor? Kon of dierf hij het niet melden? Hemel, hemel, wat mocht er voorgevallen zijn en waarom schreef Paul niet?</p>
<p>Het groot getal dezer vragen aan elkander gedaan en steeds herhaald, de snelheid waarmede hare onrust klom, toonden maar al te wel, hoe hare rust en tevredenheid slechts schijn waren geweest. Na die sluimering harer smarten rees het spook des onheils wreed en tergend voor bare oogen op, en vernietigde op eenige dagen het geluk van klatergoud dat zij zich hadden voorgespiegeld. De dagen verliepen en niets was er van Paul te vernemen. En iederen dag die vervloog, elk uur dat in het verleden wegzonk, bracht zij ne foltering te meer bij de grenzelooze smart, die zich reeds in beider hart had opgehoopt. En zooals</p>
</text>
|