Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>De eerste maal dat die voorwacht wijken moest, ontmoetten André en zijne vrienden verscheidene mannen der burgerwacht van Bergen. Goeden dag, mijnheer Gendebien, sprak André op eens, in een der wijkenden, een der weinige Congresleden erkennende die tegen Leopold 1 hadden gestemd. Tiens, André, gij hier, antwoordde Gendebien, met warmte de hand drukkende die André hem toestak.</p>
<p>Ja, wij zijn hier met verscheidene der onzen. Ik ben te meer verheugd u te zien,daar eenigen van ons reeds gedacht hadden het leger te verlaten, dat volgens ons oordeel, verraden wordt.</p>
<p>Dat is niet de meening van u alleen, mijn waarde André, sprak de heer Gendebien, met aandoening. Arme omwenteling, in wiens handen zijt gij gevallen. Gij zegt het wel. Zij hebben Daine's leger laten vernietigen, Niellon zijn ontslag doen geven, de Tieken op het dwaalspoor gebracht en werpen ons in de handen van een driemaal sterkeren vijand. Maar wat zullen wij hier nu doen? vroeg André. Weder aanvallen, mijn waarden vriend... Maar zie, daar nadert de bevelhebber Delescaille. Wij zullen zien. De heer Gendebie,n, André en zijne vrienden gingen den legeroversten Delescaille te gemoet.</p>
<p>Mijn waarde vriend, vroeg Gendebien hem, hoe gaan Wij nu den strijd aanvangen; is het in massa, als scherpschutters, langs het front, langs een vleugel; welke bevelen liebt gij ontvangen? Men heeft mij geen enkel order gegeven, antwoordde hij; men heeft mij bevolen voorwaarts te rukken en ik ga. —Maar dat komt mij zeer onregelmatig voor. Gaat het er hem altijd zoo op los? Nooit; van in het begin des .s eldtochts geschiedt alles tegen de gezonde rede in. Dit is maar eene kleinigheid, in vergelijking met al het</p>
</text>
|