Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>geboren zijn juist uit.., maar laat ik hier liever Brunetière zelf aan 't woord : « Qui donc l'a dit, quel moraliste ou quel prédicateur, La Bruyère ou Bourdaloue, qu'à l'origine de toutes les grandes fortunes on trouvait communément «des choses qui font frémir » ? Tel est précisément le cas de la critique ; et nous essaierions en vain de nous dissimuler qu'elle n'a d'abord été qu'une forme de l'envie litteraire (Manuel de l'Hist. de la Litt. fran., 6, blz. 51-52) ». Tot het opmaken van deze beschuldigingsakte leverde vooral Burekhardt, met zijn « Die Kultur der Renaissance in Italien », overvloedig materiaal.</p>
<p>(6) Bij deze formule teekent Brunetière aan, met het oog op de beteekenis die de Ouden er aan hechten : «si l'imitation de la nature est le principe ou le « commencement » de l'art, cela veut dire sans doute en bon francais qu'elle n'en est pas l'objet ou la fin, et que l'écrivain manque â sa mission ou â sa fonction, qui ne se propose pas en quelque mesure, comme le dira bientót Bossuet, de « perfectionner la nature» : ii n'a pas dit de l'embellir » ! (Ibid., blz. 162-'3).</p>
<p>(8) Een proefje daaruit : « De Bree zijn denken was hoekig en norsch. De lucht lag laag morsig roetig. Novemberochtend. De wind danste lomp om de hoeken. De boersche reuzin viel over hem met de volle kracht van natte kleeren. De Bree kampte even. Dit was een voorpostgevecht Hij wist ongeveer waar hij heenging. Hij had er van gehoord. Hij bereikte het plein met onvertraagden tred door de kolking der tochtgaten. Het plein was rechthoekig, gekoolgruisd het midden in een lijst van keien. Een enorme doode heester, en anders niet, op de verkoolde aarde, de muziektent. Drie hooge wallen van huizen, glas meer dan steen, smal glas tusschen smaller steen, de ramenvolte van armoehuizen. De wallen waren nauwelijks gescheiden door de smalle tochtgaten, spuigaten der verkeerswegen. Kleine groepen stonden fladderend, hier en daar, over het groote plein. (De Gemeenschap, '34, tlz. 9).2. Onlangs loofde een brusselsch feestredenaar het frisch-gebleven, impressionistisch proza van Lodewijk van Deyssel; niet alleen schetsen als « In de Zwemschool » en konsoorten, zelfs de romans « Een Liefde », en vooral « De Kleine Republiek », zijn onleesbaar geworden ; dit is ook, en van meet af, het geval met Bordewijk's would-be-ekspressionistisch, feitelijk similiimpressionistisch maakwerk. Pater van Heugten, die, in « Boekenschouw» ('35, 10, blz. 471), Bordewijk's Bint « een literair werk van beteekenis» heet wijdt terloops 12 regels aan 4 Boerenpsalm» ('35, 3, blz. 134). Daaruit : « De opzet heeft dit precaire dat het wat gedwongen aandoet wanneer een ongeletterde boer in eenigszins litteraire taal zijn leven weergeeft. Overigens zijn de lotgevallen van den boer wat te veel doorsneelotgevallen ; deze boer IS te zeer het gemiddelde van honderd willekeurige boeren.., als geheel is het boek toch niet bijster geslaagd. Ik lees Timmermans liever, wanneer hij er op los vertelt dan in deze gedwongen fictie. Een boer ziet zijn leven nu eenmaal anders dan Timmermans het boerenleven ziet, en dit brengt iets gewilds te weeg, waardoor het boek lijdt aan een zekere matheid. » Eigenlijk een recensietje vol verwarringen, duidend op een pijnlijk gemis aan</p>
</text>
|