Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>(9) Cfr. Verwey's < De Oude Strijd», blz. 153. A propos van middelmatigheid : in « Literaire Beschouwingen 3. (Studies, zesde reeks, '18), getuigt Fr. van Eeden van Verwey : « Verwey doet zich kennen als een bezadigd, verstandig, wel-eevenwichtig denker, eenigzins droog, nuchter en zelfzuchtig maar toch rechtschapen en betrouwbaar. Eigenlijk een middelmatig mensch, maar die toch verre bomen de middelmaat uitstijgt, door zijn standvastige toewijding aan de schoonheid van het woord. »</p>
<p>(10) In « Biekorf », '93, blz. 302.</p>
<p>(11) Deze studie werd gebundeld in « Eenigen, Letterkundige Opstellen », Gent, 1914. Van Gezelle « een der puurste artisten van onze taal in deze eeuw », worden daar o. m. overgedrukt : 0 't ruischen... 0 gulden hoofd der blijde zonne... Zoo ellendig zijn... Ja, daar zijn blijde dagen... Pachthofschilderinge... De waterspiegel... Tot de zonne... Van de wilgen... Bamisboomen... Gewend... gewaagd... Vol naalden vliegt de lucht... De navond komt zoo stil... Tempus edax... Met zwart- en zwaren zwaai... Een heerlijke inleiding tot Gezelle, zooals men ziet. (12) « Frits Lapidoth laat (de Mont) weten uit den Haag, dat, na zijne voordracht alle voorhanden exemplaren van Guido Gezelle uitverkocht werden. (Guido Gezelle door Cesar Gezelle, Amsterdam, 'lB, blz. 221). » (13) Cfr. Bio-bibliogr. Inleiding bij « Rijmsnoer » door Prof. Dr. Baur, blz. 180.</p>
<p>(14) Ibid. blz. 216.</p>
<p>(15) Even oppervlakkig, als deze finale van een opstel, uit het jaar 1901 aln de Richting van het Dichterschap » «De Laatste Verzen van Guido Gezelle verlevendigen het nadenken aan die beminde Dichter, die daardoor zeker voor ons allen een voorbeeld is dat hij dag aan dag en uur aan uur Dichter was. Zijn ,heele veelvuldige leven, rijk aan schoone en vruchtbare werking, bewoog zich nederig onder dlat geruischloos en arbeidzaam Dichterschap. Als de botten aan de boomen van Vlaanderland ontgroeiden hem almaar nieuwe gedichten : en aandoenlijk is het te zien hoevele daarvan zich niet ontplooiden maar slapende botten gebleven zijn. Mogen ze opengaan in uw harten, jonge dichters van Zuid- en Noord-Nederland! (Proza, 111, blz. 208). »</p>
<p>(16) In het voorjaar van 1899 was het me een groot geluk in Brugge zijn werken te lezen en te bewonderen » (op. cit. blz. 141). In 'lB heet het in «De Beweging » « abusievelijk schreef ik... « het voorjaar van 1899 ». (17) Verwey, Proza, VII, Amsterdam, '2l, •blz. 117.</p>
<p>(18) Hieruit blijkt, dat Prof. Baur, (op. cit. blz. 186) abusievelijk beweert : « laat de ontmoeting in '96 zijn gebeurd, dan klopt alles » ; zij geschiedde in 1895, en dan.., klopt alles ! (19) Bij C2esar Gezelle (op. cit. blz. 221) leest men : « Terzelvertijd plaatst (Pol de Mont) van Gezelle's jongste verzen.., in zijn eigen voornaam tijdschrift : De Vlaamsche School.</p>
</text>
|