Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>onder mevrouw Van Acken's vensters kwamen staan, om ever Paul's afwijking van de Kerk te spreken. Dit ergerde mevrouw Van Acken, Helena, Victor en Grietje, Paul niet. De moeder zag er eene nieuwe veroordeeling in, en dacht dat men haar de schuld van die daad zou toegeworpen hebben, terwijl de kinderen met zekere verontwaardiging zeiden, dat men niet meer meester was te doen wat men wilde, zonder onder de klauwen der lange tongen te vallen.</p>
<p>Paul bekommerde zich daar niet om; hij had dit alles voorzien, toen hij over het te nemen besluit nadacht; hij kende de menschen en ware het niet dat de edelheid zijner ziel hem tot haat onbekwaam maakte, hij zou hun sinds lang om hunne gebreken en laagheden hebben veracht ; doch thans beklaagde hij ze. Kort na Paul's aankomst begon een redetwist tusschen mevrouw Van Acken en Victor, waarin van tijd tot tijd Helena, Paul en Grietje zich mengden. Hevig was de twist niet, integendeel, hij was treurig, door de wederzijdsche verhoudingen van hen die er aan deel namen; soms werden er zelfs tranen gestort. Alhoewel Paul's besluit een voltrokken feit was, kon die zaak toch niet eindigen zonder eene discussie, welke nogthans tot aller genoegen afliep, want mevrouw Van Acken nam op het laatst Paul in hare armen, terwijl zij snikkend zeide :</p>
<p>Het is vergeven en vergeten, mijn kind!</p>
<p>De vreugde, welke deze woorden verwekte, was groot, Victor vloog om den hals zijner moeder, dankte, kuste haar, terwijl Helena, de tranen in de oogen, de hand aan Paul reikte.</p>
<p>Grietje deelde ook in de blijdschap. Zij had het Paul reeds lang vergeven, dat hij het priesterskleed had neérgelegd. Zij was er gelukkig om, want thans bestond tusschen hem en baar die noodlottige, ondempbare klove niet meer. Zij</p>
</text>
|