Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>aanraadde geen oogenblik met zijn ontslag te wachten. Deze</p>
<p>stelde het niet één dag uit en korten tijd nadien was gansch de familie in feest vereenigd, om de terugkomst van Rudolf te vieren.</p>
<p>Twee jaar nadien werd het, door bijzondere voorspraak, de familie Van Acken gegund een koophandelshuis op te richten, dat weldra goede zaken deed. Er ontbrak aan het geluk der familie Van Acken niets ; dat van Grietje zou weldra ook volledig worden. Helena had hare liefde voor Paul opgemerkt en er aan moeder van gesproken. Mevrouw Van Acken evenals hare dochter was verheugd over deze ontdekking, want beide hadden Grietje hartelijk lief. Te samen spraken zij er Grietje van en, het lief aangezichtje zoo rood als eene kriek, loochende het verlegen en tevens gelukkig meisje niet. Toen Helena echter glimlachend zeide dat zij er brok. Paul zou van gesproken hebben, om eens zijn gedacht te kennen, rees Grietje op en smeekte haar dit niet te doen, daar zij van schaamte zou gestorven zijn. Die fijngevoeligheid, die eerbaarheid troffen mevrouw Van Acken en zij verklaarde aan Grietje, dat zij haar van harte als hare dochter aan de borst zou drukken. Bij die woorden barstte Grietje, van aandoening en geluk, in tranen los, en zij wist niet hoe hare genegenheid voor hare tweede moeder uit te drukken. De zaken stonden dan goed voor allen, maar e ene moeielijkheid rees op: hoe het gedacht van Paul kennen en hoe hein Grietje's liefde bekend maken? Het toeval wilde dat de jonge man juist op dit oogenbiik in de kamer trad, waar de drij vrouwen zaten. lets buitengewoons aan hunne houding ziende, in hunnetrekkenlezende, vroeg hij er naar de rede van. Na eenige aarzelingen, zeide Helena hem de zaak ronduit, terwijl Grietje schielijk de kamer verliet. Paul aanhoorde blijkbaar aangedaan deze verklaring en</p>
</text>
|