Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>burgers genade gegeven toen zij ons als dolle honden neérschoten? Geene genade voor u, vervolgde de man en op eens in woede ontstoken bij de herinnering aan geleden smarten en aan de gepleegde gruwelen, nam hij den heer Voortman Op en sloeg hem met geweld tegen den grond. Deze hief biddend de handen op. Zie hem nu smeeken, den trotschaard, voor ons, die hij eenige dagen bedreigde. Zoo zijn al die heeren. Stout als het volk verduldig is, maar vreesachtig als lammeren wanneer bet kwaad wordt! Slaat dood! slaat dood! riep de menigte. Laat mij het leven, ik smeek u, hebt medelijden met mijne kinderen!</p>
<p>Medelijden met uwe kinderen! riep eene vrouw, op eens voorwaarts tredende. Hebt gij genade gehad voor mijn kind, dat in uwe fabriek het handje van het armpje werd getrokken en dat gij dan op straat hebt geworpen, om het niets te moeten geven? Was dat medelijden hebben voor onze kindederen, moordenaar? En een harer holleblokken uittrekkende, sloeg zij er den fabriekant mede op het hoofd, zeggende: Daar dat is voor u, die mijn zoontje in het graf hebt gelegd! En bevend van woede en weenend van verdriet bij het denken aan haar kind, verdween zij in de massa. De fabriekant was bij die beschuldiging en die slagen als door schrik ineengezonken: Naar den boom er meé, naar den boom! riepen honderde mannen en vrouwen te gelijk. Laat mij leven, laat mij leven! Neemt mijne gansche fortuin, maar het leven, het leven! kreet de fabriekant meer dood dan levend, terwijl verscheidene mannen hem van den ,grond lichtten, tegen den boom brachten en zijne armen er rond sloegen. Toen hij aan den boom hing, met het aangezicht tegen de</p>
</text>
|