Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>Het vooruitzicht was somber; het minste feit kon groote rampen na zich slepen. Korts na het eindigen van Voortman's foltering op den Vrijdagmarkt, was Paul, in de ziel bedroefd, naar zijne woning teruggekeerd om zijne moeder en Grietje gerust te stellen. Met kreten van blijdschap en tranen in de oogen werd hij door de beide vrouwen ontvangen. De vreugde was zooveel te grooter omdat zij erg geleden hadden. Zij hadden den geliefden zien nederstorten, maar niet zien opstaan en in hunne verschrikte verbeelding zijnen dood gevreesd. Zij bestormden hem met allerlei vragen, die hij niet bij tijds kon beantwoorden. Pas had hij het gebeurde kunnen verhalen, toen dicht bij Zijne woning eene groote samenscholling plaats had, luide kreten en scheldwoorden tot hem opstegen, die eene nieuwe ramp deden vermoeden. Het venster open trekken, zien wat er gebeurde, de trappen afsnellen, zonder de angstige kreten zijner moeder en van Grietje te hooren, zich in het midden der menigte werpen, dit alles was voor Paul het werk van eenige oogenblikken . Wat was er daar gebeurd? Van vóór Paul zich bij zijne moeder had begeven, was pastoor De Wilde met eenigen zijner parochianen op de markt gekomen. Hij had reeds vernomen wat er gaande was, maar verre van de plaats te ontwijken had hij, om het volk te tergen en te toonen dat hij niet verlegen was, er op aaangedrongen de plaats over te steken, alhoewel zij gansch buiten zijn weg viel. Zich met moeite een weg banende door de op vele plaatsen samengepakte werklieden, zeide hij tot een der boeren die hem vergezelde, doch luid genoeg om door de omstanders</p>
<p>gehoord-te worden: Het ware beter dat die kerels aan hun werk terugkeerden, in plaats van hier als luiaards rond te loopen en oproer te maken. Als er luiaards op de wereld leven dan zijn het wel de</p>
</text>
|