| Full text |
—
u
ateiteneire
n
Provincie Antwerpen.
19
15
Province d'Anvers.
betreffend die Vertilgung
der Raupen und schädlichen Insekten
in der Provinz Antwerpen.
Auf Grund des ländlichen Gesetzbuches vom 7 Oktober 1886
und des Reglements von 20 Januar 1887, wird nachstehende Ver-
ordnung erlassen.
Art. 1. — Alle Eigentümer, Pächter, Nutznies-
ser und anderen Besitzer, welche ihre eigenen oder
fremde Ländereien bewirtschaften, haben VON
JETZT AB BIS 15 FEBRUAR 1916, die auf ge¬
nannten Grundstücken stehenden Bäume, Sträu-
cher, Hecken und Büsche abraupen und die Larven
und Gewebe der Raupen verbrennen zu lassen.
Die gleiche Verpflichtung liegt den Unterneh¬
mern ob, welche die Anpflanzungen an Wegen und
befahrbaren Gewässern zu unterhalten haben.
Art. 2. — Sollten die davon Betroffenen inner¬
halb der angegebenen Frist dieser Anordnung
nicht nachkommen, so wird die Vertilgung der
Raupen usw. auf Kosten der Eigentümer, Pächter
usw. durch die Bürgermeister veranlasst. Die
entstandenen Kosten werden wie die Steuern
durch die Gemeindeeinnehmer eingezogen.
Die Festsetzung der in Art. 5 angedrohten Strafe
erfolgt neben diesen Kosten.
Art. 3.— Ausser den Beamten und Kommissaren
der Gerichtspolizei, den Wegeinspektoren, den
Aufsehern des Brücken- und Wegebaues und den
mit Arbeiten der Provinz betrauten Personen sind
auch die staatlichen Forstaufseher beauftragt,
Uebertretungen dieser Anordnung zur Anzeige
zu bringen.
Art. 4. — Der Bürgermeister hat die genaue
Ausführung der in vorliegender Verordnung
enthaltenen Vorschriften zu überwachen.
Art. 5. — Bei Uebertretung der in Art. 1 erlas¬
senen Bestimmung wird eine Strafe von Frs. 5,-
bis Frs. 15,- festgesetzt. Sind mildernde Umstände
vorhanden so kann die Strafe bis auf Frs. 1.-
ermässigt werden.
Art. 6. — Diese Verordnung ist in allen Städten
und Gemeinden der Provinz durch Maueranschlag
zu veröffentlichen und in das Verwaltungsblatt
aufzunehmen.
Antwerpen, den 15 November 1915.
Der Präsident der Zivilverwaltung,
Sthamer.
da Noowiter van het burgerlijk besinur in do prorinoie,
Gezien het landelijk wetboek van 7 October 1886 ;
Gezien het reglement van 20 Januari 1887 betrekkelijk de rup-
senwering en de vernieling van voor den landbouw schadelijke
insecten en namelijk artikel 1, luidende :
De Gouverneurs der provincien zullen, op de hierna bepaalde tijd-
stippen, doen overgaan tot het vernielen van de rupsen. van dezer
eieren, alsmede van de spinsels of beurzen die haar tot nest dienen :
1° Van 1 November tot 15 Februari ;
2° Onmiddelijk na den bloei der boomen ;
BESLUIT
Art 1. — De eigenaars, pachters, huurders,
vruchtgebruikers en andere bezitters, die hunne
eigene erven of degenen van anderen bebouwen,
zijn gehouden bij HOOGDRINGENDHEID EN
TOT 15 FEBRUARI 1916, de boomen, boomkens,
hagen of struiken, zich op die eigendommen bevin¬
dende, van rupsen te zuiveren of te doen zuiveren,
en de beurzen of webben, welke de nesten der rup¬
sen zijn, onmiddelijk te doen verbranden.
De aannemers van het onderhoud der beplan¬
tingen langsheen de banen en bevaarbare water¬
loopen zijn tot dezelfde verplichtingen gehouden.
Art. 2.— Bij gebreke, door de belanghebbenden
zich te gedragen naar de schikkingen van voor¬
gaande artikel. zal er ambsthalve tot de rupsenwe¬
ring overgegaan worden op kosten van de over¬
treders, op bevel des Burgemeesters, en zulks
ongeminderd de straffen uitgevaardigd door art. 5
der tegenwoordige verordening
De onkosten der werkzaamheden zullen. in ’t
voorkomend geval, zooals in zake van belasting,
door de plaatselijke overheid ingevorderd worden.
Art. 3. — Behalve de agenten en officieren der
rechterlijke politie, zijn de wegtoezichters, de
agenten van bruggen en wegen en degenen van
den provincialen dienst der werken, alsook de
boschwachters van den Staat, gelast de inbreuken
op tegenwoordige verordening op te sporen en
vast te stellen.
Art. 4. — De Burgemeester waakt op de stipte
uitvoering der maatregelen door de tegenwoor¬
dige verordening voorzien.
Art. 5. — De inbreuken op de schikkingen van
art. 1 worden gestraft met eene boet van 5 tot 15fr.
Indien er verzachtende omstandigheden bestaan
zal de boet verminderd kunnen worden, zonder
dat zij in geen geval minder zal mogen wezen
dan éen frank.
Art. 6. — De tegenwoordige verordening zal
bekend gemaakt en aangeplakt worden in al de
steden en gemeenten der provincie en opgenomen
in het bestuurlijk Memoriaal.
Antwerpen, den 15 November 1915.
Sthamer.
e Prösdent de ladminisration cirile de la pronico,
Vu le code rural du 7 octobre 1886 ;
Vu le règlement du 20 janvier 1887 relatif à l'échenillage et la
destruction d’insectes nuisibles aux cultures et notamment l’article
1, portant :
Les Gouverneurs des provinces feront procéder, aux époques dé-
terminées ci-après, à la destruction des chenilles, de leurs œufs, ainsi
que des toiles ou des bourses qui leur servent de nids ;
1° Du 1' Novembre au 15 février ;
2° Immédiatement après la floraison des arbres :
ARRETE:
Art. 1.— Les propriétaires, fermiers, locataires,
usufruitiers et autres occupants, faisant valoir
leurs propres héritages ou ceux d'autrui, sont tenus
d'écheniller ou de faire écheniller, SUR LE CHAMP
ET JUSQU'AU 15 FEVRIER 1916, les arbres,
arbustes, haies ou buissons, qui se trouvent sur
les dits immeubles, et de faire brûler sur le
champ les bourses et toiles qui constituent les
nids des chenilles.
Les entrepreneurs de l'entretien des plantations
le long des routes et des voies navigables sont
astreints aux mêmes obligations.
Art. 2. — A défaut, par les intéressés, de se con¬
former aux dispositions de l'article précédent, il
sera procédé d'office à l'échenillage, aux frais des
contrevenants, sur les ordres du Bourgmestre, et
ce sans préjudice des peines comminées par l'art. 5
de la présente ordonnance.
Les frais des opérations seront, le cas échéant,
recouvrés par l'administration locale comme en
matière d'impositions.
Art. 3. — Indépendamment des agents et des
officiers de la police judiciaire, les agents voyers,
les agents des ponts et chaussées et ceux du service
provincial des travaux, ainsi que les agents fores¬
tiers de l'Etat, sont chargés de rechercher et de
constater les infractions à la présente ordonnance.
Art 4. — Le Bourgmestre veille à la stricte
exécution des mesures prévues par la présente
ordonnance.
Art. 5. — Les infractions aux dispositions de
l'article 1 sont punies d'une amende de 5 à 15 fr
S'il existe des circonstances atténuantes, l'amende
pourra être réduite, sans qu'elle puisse, en aucun
cas, être inférieure à un franc.
Art. 6 — La présente ordonnance sera publiée
et affichée dans toutes les villes et communes de
la province, et insérée au Mémorial administratif.
Anvers, le 15 Novembre 1915.
Sthamer.
Imp. E. De Coker, rue Hokoken, 40. — Anvers.
|
