| Full text |
28
uuin
2 35 2
27
17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30,31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45
90 89 88 87 86 85
betreffend die Verwendung von Tier¬
kadavern und von zur menschlichen
Nahrung ungeeigneten geschlachteten
Tieren.
Artikel 1.
Wenn ein Einhufer (Pferd, Esel, Maulesel, Maultier), Rind,
Kalb oder Schwein (mit Ausnahme der Ferkel) fällt oder wegen
Erkrankung an Seuchen getötet wird, ist hierüber binnen 12 Stunden
der zuständigen Ortskommandantur Anzeige zu erstatten.
Gleiche Anzeige ist zu erstatten über die in den öffentlichen Schlacht-
häusern und Privatschlächtereien anfallenden ganzen Tierkörper und
für die in den öffentlichen Schlachthäusern anfallenden Teile, soweit die
Tierkörper oder Teile zum menschlichen Genusse ungeeignet befunden
worden sind. Die in den öffentlichen Schlachthäusern anfallenden
Teile sind in verschliessbaren Behältern zu sammeln und zum Schutze
gegen Fäulnis mit einem Desinfectionsmittel zu übergiessen.
Die Kadaver, Tierkörper und ihre Teile müssen an die von der
Oelzentrale bekanntzugebenden Kadaververwertungsanstalten ab-
gegeben werden. Schafe und Ziegen können an diese Verwendungs-
anstalten abgegeben werden.
Artikel 2.
Zur Anzeige verpflichtet sind :
1. der Eigentümer,
2. die tierärztlichen und sonstigen Fleischbeschauer,
3. die Leiter der Schlachthäuser oder diejenigen Personen, in deren
Obhut sich der Kadaver, der Tierkörper oder die Teile (Artikel 1,
Abs 1 und 2) befinden,
4. bei Kadavern oder Tierkörpern seuchenkranker Tiere der zur
Seuchenfeststellung zugezogene Tierarzt.
Die durch eine dieser Personen erfolgte Anzeige befreit die übrigen
von ihrer Anzeigepflicht.
Artikel 3.
Die Abholung der Kadaver, Tierkörper und Teile (Art. 1) geschieht
durch die Kadaververwertungsanstalten unentgeltlich. Die Abholung
der Kadaver und Tierkörper hat im Sommer innerhalb 24, im Winter
innerhalb 36 Stunden nach Verständigung durch die zuständige Stelle
zu erfolgen. Die Abholung der in den öffentlichen Schlachthäusern
aufgesammelten Teile ist so zu regeln, dass sie erfolgt, sobald eine den
Transport lohnende Menge vorhanden ist.
Artikel 4.
Dem Eigentümer steht für enthäutete Kadaver und Tierkörper und
für Teile von Schlachttieren (Art. 1) eine Entschädigung nicht zu.
Wenn Kadaver und Tierkörper mit der Haut abgeliefert werden, ist
eine angemessene Entschädigung für die Haut zu gewähren, sofern
diese nach den bestehenden veterinärpolizeilichen Bestimmungen vom
Tierkörper gelöst werden darf.
Als Höchstmass für die Entschädigung werden festgesetzt :
für Pferdehäute von 17 kg und mehr. 18.— Mk. das Stück
Schaffelle
2.—
Ziegenfelle
Rindhäute
Kalbfelle
2.—
0.80
1.20
Kilogramm
Für Häute von Schweinen wird eine Entschädigung nicht gewährt. Bei
Mindergewicht der Pferdehäute findet ein entsprechender Abzug statt.
Artikel 5.
Zuwiderhandlungen gegen die Vorschriften in Art. 1, 2 und 3 dieser
Verordnung werden mit Geldstrafe bis zu 5000.— M. und mit Gefängnis
bis zu einem Jahre oder mit einer dieser beiden Strafen geahndet.
Zuständig sind die Militärgerichte und Militärbehörden.
Brüssel, den 29. Oktober 1915.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
Ausführungsbestimmungen.
Ziffer 1.
Die gemäss art. 1 der vorstehenden Verordnung zu erstat¬
tende Anzeige ist binnen 12 Stunden abzugeben :
a) bei der Ortskommandantur Bornhem
von den Einwohnern der Gemeinden Bornhem, Hingene,
Puers und Ruysbroeck ;
b) bei der Ortskommandantur Boom
von den Einwohnern der Gemeinden Boom, Heyndonck,
Niel, Rumpst, Terhagen und Willebroeck;
c) bei der Ortskommandantur Wilrijck
von den Einwohnern der Gemeinden Aertselaer, Reeth
und Wilrijck;
d) bei der Ortskommandantur Hoboken
von den Einwohnern der Gemeinden Hemixem, Hoboken
und Schelle und des Gemeindebezirks Kiel.
Ziffer 2.
Die Ablieferung der Kadaver usw. erfolgt an die
Abdeckerei SCHOOTEN b/Antwerpen auf Grund eines von
der Ortskommandantur erteilten Auslieferungsscheines.
Ziffer 3.
Da der begründete Verdacht besteht, dass verendete Tiere
in ausgedehntem Masse zu menschlichen Nahrungsmitteln
verarbeitet werden, so ist es neben den Behörden auch
Pflicht jedes Einwohners, dazu beizutragen, dass diesem
verwerflichen Treiben gesteuert wird.
In erster Linie ist es Pflicht der Gemeindebehörden, durch
ihre Polizeiorgane eine scharfe Kontrolle ausüben zu lassen.
Dann mache ich es im besonderen aber den Tierärzten zur
Pflicht, bei dieser Kontrolle wirksam mitzuhelfen. Sie sollen
alle Fälle, in denen sie zur Behandlung eines Tieres
zugezogen werden, auch noch weiter darauf hin verfolgen,
ob dieses nicht noch später verendet. Er erstattet in solchen
Fällen der zuständigen Ortskommandantur sofort Meldung,
wie auch alle Gemeindebehörden verpfiichtet sind, zu ihrer
Kenntnis gelangende Fälle von der Verendung eines der
im Art. 1 benannten Tiere unverzüglich der Ortskomman¬
dantur anzuzeigen.
Ziffer 4.
Die Bekanntmachung des Kaiserlichen Gouvernements
Antwerpen vom 28. Mai ds. Js. wird, soweit sie entgegen-
stehende Bestimmungen enthält, hiermit aufgehoben.
BOOM, den 20. December 1915.
Gouvernement Antwerpen (Südabschnitt)
SCHNELL
Major und Abschnittskommandeur.
betreffend het benuttigen van krengen
en van geslachte dieren voor mensche¬
lijke voeding ongeschikt.
Artikel 1.
Komen eenhoevigen (paarden, ezels, muilezels, muildieren), runderen,
kalveren of zwijnen (biggen uitgezonderd) te vallen of wegens besmette-
lijke ziekte geslacht te worden, zoo moet hiervan binnen twaalf uur
de plaatselijke « Kommandantur » kennis gegeven worden.
Evenzoo moeten aangegeven worden de in openbare slachthuizen en
burgerslachterijen afgekeurde geheele dieren en de in openbare slacht-
huizen afgekeurde deelen van dieren, indien deze dieren of deelen
ervan voor menschenvoeding ongeschikt bevonden worden. De in
openbare slachthuizen afgekeurde deelen moeten in sluitbare hulzen
bewaard en met een ontsmettingsvocht, om bederf te voorkomen,
besproeid worden.
Krengen, dierlichamen en hun deelen moeten aan de door de
Oelzentrale » aan te duiden inrichtingen voor krengbenuttiging
afgeleverd worden. Schapen en geiten zijn aan deze benuttigingsin-
richtingen af te leveren.
Artikel 2.
4.
Zijn tot aangifte verplicht :
de eigenaar,
de veeartsen en andere vleeschkeurders,
de bestuurders der slachthuizen of zulke personen, die met de
bewaking der krengen, dierlichamen of deelen ervan (art. 1, 1ste
en 24 alinea) belast zijn.
Voor krengen of door smetziekte aangetaste dieren, de bijgehaalde
vaststellende veearts.
De aangifte door een dezer personen ontslaat alle andere daarvan.
Artikel 3.
De inrichting voor krengbenuttiging haalt kosteloos de krengen,
geslachte dieren of deelen ervan (art. 1) af. Het afhalen van krengen en
geslachte dieren moet des Zomers binnen 24, ’s Winters binnen 36 uur
geschieden, na de inkennisstelling vanwege bevoegde zijde.
Het afhalen in de openbare slachthuizen van de bewaarde deelen van
dieren is derwijze te regelen, dat het slechts geschiedt, wanneer een
zekere hoeveelheid voorhanden is, die de moeite van het vervoer loont.
Artikel 4.
Voor gevilde krengen, geslachte dieren of deelen van slachtvee (art 1)
komt den eigenaar geene schadeloosstelling toe. Wanneer krengen en
geslachte dieren met de huid ingeleverd worden, moet eene behoorlijke
vergoeding voor de huid toegestaan worden, indien zij volgens de
bestaande veearts-politiebepalingen mag afgetrokken worden.
De hoogste vergoeding wordt vastgesteld :
voor huiden van paarden van 17 kg. en meer 18.— Mk per stuk
schapen
2.—
geiten
2.—
» »
runderen
0.80
kg.
» kalveren
1.20
Voor huiden van zwijnen wordt geene vergoeding toegestaan. Weegt
de paardehuid minder, dan wordt ook de vergoeding naar verhouding
verminderd.
Artikel 5.
Overtredingen der voorschriften van art. 1, 2 en 3 dezer verordening
worden met ten hoogste 5000 Mk boete en met ten hoogste één jaar
gevangenis, of met één van beide gestraft.
Bevoegd zijn de krijgsrechtbanken en krijgsoverheden.
Brussel, den 29° Oktober 1915.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr VON BISSING,
Generaloberst.
Uitvoeringsbestemmingen.
Cijfer 1.
De volgens art. 1 van bovenstaande verordening noodige
aangifte moet binnen twaalf uren gedaan worden :
a) op de plaatselijke Kommandantur Bornhem
door de bewoners der gemeenten Bornhem, Hingene, Puers
en Ruysbroeck ;
b) op de plaatselijke Kommandantur Boom
door de bewoners der gemeenten Boom, Heyndonck, Niel,
Rumpst, Terhagen en Willebroeck;
c) op de plaatselijke Kommandantur Wilrijck
door de bewoners der gemeenten Aertselaer, Reeth en
Wilrijck;
d) op de plaatselijke Kommandantur Hoboken
door de bewoners der gemeenten Hemixem, Hoboken en
Schelle en van de wijk Kiel.
Cijfer 2.
De aflevering der krengen enz. geschiedt in de paarden-
slachterij te SCHOOTEN, bij Antwerpen, krachtens een
door de plaatselijke Kommandantur gegeven afleverings¬
bewijs.
Cijfer 3.
Aangezien de gegronde argwaan bestaat, dat gestorven
dieren op groote schaal tot menschelijke voedingsmiddelen
verwerkt worden, zoo is buiten de besturen ook ieder
bewoner verplicht van te helpen, dat dit misbruik belet
worde. Vooral is het de plicht der gemeentebesturen door
hunne politie een streng toezicht te doen uitoefenen. Dan
verplicht ik voornamelijk de veeartsen, tot dezen controle
werkzaam mée te helpen. In al de gevallen dat zij een ziek
dier in behandeling hebben, moeten zij nagaan, of dit dier
soms later niet sterft. Zij maken in zulke gevallen seffens
aangifte op de bevoegde Kommandantur, zooals tevens alle
gemeentebesturen verplicht zijn de tot hunne kennis
komende sterfgevallen van een der in het Artikel 1 der
verordening genoemde dieren seffens op de plaatselijke
Kommandantur aan te geven.
Cijfer 4.
De bekendmaking van het Keizerlijk Gouvernement
Antwerpen van den 28 Mei 1.1., wordt hierdoor voor zoo¬
veel zij deze tegenstaande bestemmingen bevat, vernietigd.
BOOM, den 20 December 1915.
Gouvernement Antwerpen (Zuiddistrikt)
SCHNELL
Major und AASchnittskommandeur.
concernant l'utilisation des cadavres
d'animaux et des animaux abattus et
impropres à la consommation humaine.
Article 1.
Lorsqu'un solipède (cheval, âne, mulet, bardot), une bête bovine, un
veau, un porc (à l'exception des cochons de lait) vient à périr ou est
abattu pour cause d’épizootie, la déclaration doit en être faite dans les
12 heures à la « Kommandantur » compétente pour la localité.
La même déclaration doit être faite en ce qui concerne les corps
entiers d’animaux abattus dans les abattoirs publics ou privés et les
parties d'animaux se trouvant dans les abattoirs publics, si ces corps ou
ces parties ont été jugés impropres à la consommation humaine. Ces
parties d'animaux doivent être conservées dans des récipients clos,
fermés à clef ; en outre, on devra verser un désinfectant sur ces parties,
afin qu'elles ne se putréfient pas.
Les cadavres, les corps d'animaux et leurs parties doivent être remis
aux établissements d’utilisation des cadavres que le Bureau central des
huiles (Oelzentrale) fera connaître. Les moutons et les chèvres peuvent
être également livrés à ces établissements.
Article 2.
Sont tenus de faire la déclaration :
1. le propriétaire,
2. les experts vétérinaires et autres personnes chargées du contrôle de
la viande de boucherie,
3. les directeurs des abattoirs ou les personnes sous la surveillance
desquelles se trouvent le cadavre, le corps d’animal ou ses parties
(art. ler 1er et 2° alinéas),
4. s'il s'agit de cadavres ou de corps d'animaux atteints d’épizootie, le
vétérinaire appelé à constater la maladie.
La déclaration effectuée par l’une de ces personnes dispense les
autres de l'obligation de déclarer.
Article 3.
L'enlèvement des cadavres, des corps d’animaux et de leurs parties
(art. 1er) se fait gratuitement par les établissements d’utilisation des
cadavres, en été dans les 24 heures et en hiver dans les 36 heures de
l'avis donné à cette fin par l’autorité compétente. Le transport aux
établissements d'utilisation des parties d'animaux conservées en dépôt
dans les abattoirs publics se fera dès qu’il y aura une quantité suffisante
à transporter.
Article 4.
Le propriétaire n'a pas droit à une idemnité pour les parties d'animaux
abattus ni pour les cadavres ou les corps d’animaux (art. 1er) qui sont
écorchés. Si le cadavre ou le corps d'un animal est livré avec la peau,
une idemnité eonvenable doit être accordée pour la peau, à condition
que, d'après les dispositions de police vétérinaire en vigueur, il soit
permis de l'enlever du corps de l’animal.
Le maximum des idemnités est fixé ainsi qu'il suit :
pour les peaux de chevaux de 17 Kil. et plus
18.— marcs pièce
»moutons
2.—
» chèvres
2.—
des bêtes bovines
0.80 » le kilo
de veaux
1.20
Il n'est pas accordé d'idemnité pour les peaux de porcs. Pour toute
peau de cheval qui pèsera moins de 17 kil., on fera une déduction
proportionnelle au manque de poids.
Article 5.
Les infractions aux articles 1°r, 2 et 3 du présent arrêté seront punies
d'une amende pouvant aller jusqu’à 5,000 marcs et d’une peine d’empri¬
sonnement d'un an au plus ou d’une de ces deux peines à l’exclusion
de l'autre.
Les infractions sont de la compétence des tribunaux militaires et
des autorités militaires.
Bruxelles, le 29 Octobre 1915.
Der Generalgouverneur in Belgien,
Freiherr VoN BISSING,
Generaloberst.
Mesures d'exécution.
Chiffre 1.
La déclaration, exigée par l'article 1 de l'arrêté précédent,
doit être faite dans les 12 heures:
a) à la Kommandantur locale de Bornhem
par les habitants des communes de Bornhem, Hingene,
Puers, Ruysbroeck ;
b) à la Kommandantur locale de Boom
par les habitants des communes de Boom, Heyndonck,
Niel, Rumpst, Terhagen, Willebroeck;
c) à la Kommandantur locale de Wilrijck
par les habitants des communes d'Aertselaer, Reeth,
Wilrijck;
d) à la Kommandantur locale de Hoboken
par les habitants des communes de Hemixem, Hoboken,
Schelle et du quartier de Kiel.
Chiffre 2.
La remise des cadavres etc. se fait dans l'abattoir de
SCHOOTEN près d'Anvers en vertu d'un billet de remise,
donné par la Kommandantur locale.
Chiffre 3.
Puisque le soupçon est justifié qu'une grande quantité
d'animaux crevés est utilisée comme nourriture humaine,
j'oblige non seulement les autorités, mais aussi tous les
habitants de contribuer à restreindre cet abus. En premier
lieu, il est du devoir des autorités communales de faire
exécuter par leurs agents de police un contrôle sévère. Puis
j'oblige spécialement les médecins vétérinaires de contri¬
buer énergiquement à exercer ce contrôle. Dans tous les
cas qu'ils ont été chargés de soigner un animal malade, ils
doivent continuer leur surveillance pour constater, si l'ani¬
mal ne meurt plus tard. Le cas échéant, ils annoncent sans
délai le fait à la Kommandantur compétente.
De même toutes les autorités communales sont obligées
de faire sans retard une déclaration à la Kommandantur
locale, chaque fois qu'elles ont pris connaissance de la mort
d'un des animaux, mentionnés dans l'article 1.
Chiffre 4.
En tant que l'arrêté du Gouvernement Impérial d'Anvers
du 28 Mai a. cr. contient des ordres qui sont en con¬
tradiction avec ceci, il est annulé.
BOOM, le 20 décembre 1915.
Gouvernement d'Anvers (District méridional)
SCHNE
Major und Abschnittskoy
|
