Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>» en van den groei van uw vruchten te genieten, van uw werk dat » daar zoo schoon ligt, ordelijk in voren en vlakken, lijk schoone » tapijten. Ge wipt op van geluk en werklust, uw bloed trilt en ge » zwiert, rijker dan een koning de staldeuren open. Ha, die warme » reuk van beesten en mest.</p>
<p>» Ge zegt goeden dag tegen de beesten en ge ziet aan hun » oogen dat ze blij zijn u te zien. Ge streelt ze, ge spreekt er tegen » en ze antwoorden met bui, mee, boe. Hun staarten draaien en » slaan en toonen de vreugde van hun hart. Het paard hinnikt, de » haan kraait. Ge steekt het vuur aan voor het beesteneten en voor » de koffie... »</p>
<p>Pas is Wortel weer thuis, of daar verschijnt eens te meer de champetter. Moet Wortel al weer gaan zitten? Naar Antwerpen gaat de reis. Bij den commissaris luidt het : « Daar heeft er zich » een opgehangen, en ze zeggen dat het uw zoon is. Zelfmoord. » We moeten dat weten om hem af te kunnen schrijven. Ga mee » naar 't gasthuis, daar ligt hij. » Wortel trekt mee : « Daar liggen » op berries drie lijken onder een laken, een oude man trekt van » het middelste het laken af.</p>
<p>» Hoe verschrikkelijk! Een blauw gezwollen gezicht, een » scheeve mond, groene lippen... Fons... 't is onze Fons. Arme Fien, » ik doe mijn oogen toe, ik kan het niet aanzien.</p>
<p>» Herkent gij uwen zoon? vroeg de agent. Ik stond daar met » mijn oogen toe. Neen, ik zou ze niet openen, want bij een » tweeden aanblik zou ik zijn naam wanhopig in de lucht galmen. » En nu zei ik : Hij is het niet... Onze Fans had hier een groote » peperkool (ik wijs op mijn linkerborst) een peperkool, zie maar... » Ik hoor ze aan zijn dingen frutselen. » Deze heeft geen peperkool, zeggen ze allebei. » Ziet ge wel dat hij geen peperkool heeft, zeg ik. » 't Is dus uw zoon niet?</p>
</text>
|