Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>» maar de kwestie, het door goeden grond en goede omstandigheden » te omringen, en 't schiet in zijnen vollen fleur. »</p>
<p>Kort daarop sterft ook Frisine ; lang gaat Wortel gebogen onder 't verdriet ; ten slotte « verheft hij zich uit het verleden en » ziet, door den drang om gelukkig te zijn, weer naar de toekomst » uit, als naar den morgen. Die morgen is zijn veld! » Het komt haast tot een derde huwelijk met een rentenierster uit het dorp; Wortel gaan rentenieren? omwille van zijn kinderen dan, maar hij... en den morgen zelf van den trouw, loopt hij weg... « het bosch in, verlost en bevrijd ». « Ik had mijn veld terug! Mijn » veld! Mijn veld! » Hij blijft alleen met zijn blind dochterken Amelieken, en smeekt den Heer nog lang te mogen werken. En de finale van dien vreugde- en lijdens-, van dien levenspsalm luidt : « 0 mijn God, en ik zeg U dank voor dit open veld, waar Gij » onzichtbaar over heen staat tot in het hoogste der luchten. Ik » zeg U dank om de Lente, den Zomer, den Herfst en den Winter, » want het zijn vier gebaren van Uwe goedheid, en hun genot en » vrucht zijn telkens dezelfde en toch immer als voor den aller» eersten keer.</p>
<p>» Ik zeg U dank om de regenbogen die Gij op de donder» wolken spant, om den regen die mijn gewas verkwikt, om de zon » die hen uit den grond zuigt, om de winden die 't kwaad wegjagen » en de windmolens doen draaien, en om de sneeuw die 't winter» koren induffelt. Dank om de maan als ze op of ondergaat, ze doet » toch altijd iets goeds, als men hare kattestreken kent. Dank om » de vallende blaren, ze zijn mest, dank om het gras dat melk wordt! » Dank om de wolken, om de beek, om de knotwilgen en om al de » gewassen, zoowel om den beet als om de radeskens ; onder Uwen » asem bekomen zij den wil om te leven, hunnen noodigen smaak, » kleur en grootte. Dank om Uwe bezigheid dag en nacht. Gij zijt » onze hulp, Uwe heerschappij wroet als een knecht. Ik dank U</p>
</text>
|