Full text |
<?xml version="1.0" encoding="UTF-8"?>
<text>
<p>deel van de theologie) en, dat álle mystiek een rechtstreeksche, goddelijke beleving zijnde, het geloof in God-gekend-in-zijn-Schepping geen karakteristiek element van de mystiek, zelfs niet van de germaansche uitmaakt. Mystiek : « que d'erreurs on commet en ton nom ! »</p>
<p>Waarin bestaat nu eigenlijk de essentie van Gezelle's talent? In zijn beeldend, of in zijn bespiegelend vermogen, of in beide te zamen? « Gezelle is noch een groot beelder, noch een groot » bespiegelaar, maar zijn talent ligt in de ongelooflijke bewegelijk» heid van zijn zangerig spreken. » Hij is een virtuoos van het metrische : « wanneer men alle inhouden erkend heeft waarover hij » beschikte... dan blijft als gaaf die hen allen omvatte zijn virtuo» siteit in de behandeling van het metrische ». Als men echter weet, dat de uitspraak : « metrum is niets, ritme is alles » er een is van Verwey (22), dan heeft men meteen de gezelliaansche virtuositeit leeren schatten. Die metrische knapheid bracht mee, dat Gezelle, « die in Noord-Nederland toch zooveel gelezen en bewonderd is, er op de dichters niet of nauwelijks heeft ingewerkt ». Dáar was immers « een nieuw vers ontstaan » ; Gezelle hield vast aan het oude, waarin «de wet van op regelmatige afstanden gelegde accenten nauwkeurig tot uitdrukking » komt, hoe « zijn zangdrift » er zich ook « tegen verzette » ! ? Er diende « in diezelfde regelmaat een element (gebracht) waardoor zij zong ». Daar moest dus iets... uitwendigs op gevonden! Het middeltje lag voor de hand : Gezelle schreef « in korte regels wat men in lange verzen leest ». (Boerenbedrog eigenlijk, máar dat den vrijmaker van den jambischen vijfvoeter niet ontging !). Zijn wondere, rythmische effekten lees daarover Pater van Ginneken's « Rythme en Versmaat bij Gezelle » in de Jubileum-uitgaaf zou Gezelle dus te danken hebben aan de manier, waarop hij, verslaafd aan de strengste</p>
</text>
|