Full text |
Ee DÛ ==
dezen sturen ruiter voor Robrecht Van Bethune, » den
oudsten zoon van Gwyde, herkend hebben.
Sedert ettelyke jaren was hy door den Graef zynen
vader, met de binnenlandsche heerschappy over Vlaen-
deren belast geweest. By alle veldtochten had hy de
vlaemsche benden aengevoerd, en eenen ontzachelyken
naem onder de vreemden verkregen. In den oorlog van
Sicilië, waer hy met zyn volk in het leger der Franschen
was, bedreef hy zulke verwonderlyke wapendaden,
1 Eerst Robrecht van Nyvers (ook van Bethune ) die welcke die heleghe
kercke vele profyts dede, in eenen wych in Apoelgen, daer hy doot
slouch den fellen viant van der helegaer kercke Meinfroot.
Die excellente Cronike,
Om de inborst dezes edelen ridders te doen kennen is het noodig eenige
aenhalingen te doen.
Charles d'Anjou koning van Sicilië, willende ten oorloge trekken tegen
Manfried, die dit koningryk tegen den wille van den Paus bezat, vormde
een leger van by de twintig duizend uitgelezene mannen, en gaf het opper-
bevel over dit heir aen Robrecht van Bethune, welke alsdan slechts achtien
jaren oud was, Eegigen tyd hierna verwon Charles d'Anjou de jonge Con-
radyn ‚ kleinzoon van den duitschen keizer Frederik. Charles willende zich
van zulk eenen doorluchtigen vyand verlossen, besloot hem tot de dood te
doen verwyzen. Simonde de Sismondi, Histoire desrépubliques italiennes,
zegt, “Een enkel rechter dorst het doodvonnis uitspreken, en de jonge
Jonradyn werd op een schavot gebracht om het hoofd afgehouwen te
worden. De rechter die Conradyn tot de dood veroordeeld had, las het
vonnis tegen hem, als verrader der Kroon en vgand der Kerk. Hy eindigde
juist en sprak het doodvonnis uit, wanneer Robrecht van Vlaenderen, de
eigene zwager van Charles d'Anjou, zich op dien valschen rechter wierp
en hem met zynen degen door de borst stootende, riep: Het behoort u
niet, ellendeling, zulken edelen en schoonen heer ter dood te verwyzen !
De rechter viel dood in de tegenwoordigheid des konings, en deze dorst
zy nen begunstigden niet wreken” Meer andere feiten van Robrecht, bewy-
zen dat hy met ecnen verwonderlyken moed bezield was, en dat men
van hem zeggen mocht : hy had een Jeeuwenharl in een yzeren lichaem.
== N
dat men hem van dan af‚ de Leeuw van Vlaenderen
begon te noemen. Het volk dat altyd de helden benunt
en bewondert, bezong de onversaegdheid van den Leeuw
in zyne sagen, en verhooveerdigde zich, over denge-
Ka
nen díe eens de kroon van Vlaenderen moest dragen.
Daer. Gwyde, om zynen hoogen ouderdom, het slot
Wynendael zelden verliet en niet zeer door de Vlamin-
gen bemind was, kreeg Robrecht mede den naem van
Graef, en was hy door het gansche land als heer en
meester aenzien en gehoorzaemd.
Aen zyne rechter zyde reed Willem zyn jongste
broeder , wiens bleeke wangen en droefgeestig gelaet,
tegen het bruine aenzicht van Robrecht, als bet wezen
eener kranke maegd schenen te zyn. Zyne kleeding ver-
schilde niet van die zyns broeder, ten zy het krom
zweerd dat men by niemand dan by Robrecht bemerkte.
Hierop volgden veel andere Heeren; zoo wel fran-
schen als vlaemsehen. De voornaemsten onder deze
laetsten waren :
Wouter heer van Maldegem, Karel heer van Knesse-
lare, Roegaert heer van Akxpoele, Jan heer van Gavere,
Rase Mulaert, Diederik die Vos en Geeraert die Moor.
De ridders Jacques De Chatillon, Gui De St. Pol,
Raoul De Nesle en hunne makkers, reden zonder orde
tusschen de vlaemsche heeren , en spraken heuschelyk
met degene die om hen waren.
De laetste was Adolf van Nieuwland, w een jonge
1 De geschiedkundige en heraldische byzonderheden over dien jongen
ridder, zyn my door mynen geleerden kunstvriend, den Heer Octave
Delepierre van Brugge, medegedeeld,
? |