| Full text |
De dames droegen inde XVIIde eeuw een masker op straat. Pater
Poirters : « Ik bìidd’ u hebt gij dan u maskes aen u sij
« dat gij ’t daer aen wilt doen en rijden fluks voorbij. »
dichtbedacht — met opzet dicht gemmaaut (epaissi à dessein).
Vers 30-35. School =de bijbel. lenen —= lenigen, verzachien
Vers 35-40. stenen — zuchten. maf — moede, treurig spreke — ik
spreek voor, ik vergoed de schuld, ik borg voor het verteer.
Woekerloon — de zin ìs : ik beloon dubbel eu met woeker uwe mild-
dadigheid, na weinige jaren — na uw kortstondig leven.
STEDESTEMMEN.
AMSTERDAM.
Gemeen — gewone al de machten — de allergroots'e machten,
gulden veen =de stad Amsterdam. Venetië — Venetië heeft slechts
grachten, geene straten, Amsterdam heft bele (dubbel)
schrikkelijkst — met den meesten eerbied, hei grootste ontzag,
’S GRAVENHAGE.
mergschaal — men weegt er de verdiensten der staatsbedienden.
schave —= school van beschaving. daad — het bestuuc, de staatskkunst.
dorp — De Haag is geen dorp gelijk de dorpen waar ieder steeg,
iedere straat een pad is, dus : niet geplaveid
steenen. = met huizen omplant (tatava Tempe).
ontzag — schrik. vrijster — het geliefkoosde verblijf
welgeval — welgevallen ben ik meer — Zijn daarmede al mijne schoon-
heden opgesomd, zoo ben ik (de Haag) schooner dan alle steden en
dorpen.
ZEDEPRINTEN.
EEN KONING
Vers 1-5. menigte —= de Koning is de vertezenwoordiger van een
geheel volk. witstaat — lijden, verdragen. rekenhoek — de beheerder der
inkomsten en uitgaven van den Staat. penning — de Koning is van
dezelfde stof (metaal) gemsakt als wij maar.
Vers 5-10. duizenden — hij geldt meer dan duizenden. vrijheer — a
woordspeling : vrije heer en rvijheer — edeiman, baron. bidder — hij
vraagt (bidt om) belastingen, al voert hij het gebied. slofrym = der
vaderlandsche gezangen is eene bede voor den Koning.
Fers 10-15. gelijk — een gelijke, een auder medeheerscher.
? |
