Full text |
den blaeuwen hemel. Op de rechter zyde zag hy de stallen
waerin honderd peerden zonder hinder machten staen;
hierby de mesthoopen met ontellyke azende duiven
en eenden overdekt. Op de linkerzyde het gebouw waer
in de wapenlieden en trosknapen hunne huizing had-
den, verder in het verschiet lagen de stormtuigen die
men in den kryg voerde: eerst de groote rammen @ en
bokken met hunne schragen en wagens, dan de spring-
halen om schichten in de belegerde steden te smyten ,
en de werprustingen waermede men groote steenen
op torens en wallen zenden kon; verder nog allerlei
stormbruggen, voetangels, vuertonnen en oneindig an-
der oorlogstuig.
Recht voor den inkomenden reiziger verhief het graef-
de la podsie frangaise zegt : “de eerste dichters hadden een zwervénd leven Ë
wanneer zy een huisgezin hadden, gamen zy hunne vrouwen en kinderen
met zich; dewelke zich ook somtyds met het dichten bemoeiden ; want
dikwyls rymde het gansche huis, goed of slecht, Zy hadden in hun gevolg
lieden met goede stemmen en met speeltuigen om hunne opstellen te
zingen. Dier wyze aenhoord, waren zy welkom in kasteelen en paleizen ,
vervrolykten de maeltyden en vereerden de gezelschappen ; maer bovenal
konden zy loftuitingen uitgalmen. ”
L Eer het buskruid uitgevonden was, bestormde men de steden met reu-
zenstaltige werktuigen. Men beukte tegen de muren met eenen bok of ram.
Dit was een allergrootste eiken balk welkers einde met een yzeren rams-
hoofd beslagen was; men hing dien balk in even wicht aen ketens of touwen,
en denzelven achteruit gehaeld hebbende, liet men hem tegen den muer aen
stooten; en zoo verdelgde men allengskens de vestingswerken der steden.
Ook had men hooge torens op wielen en met valbruggen voorzien ; dezen
voerde men tot tegen de muren en liet de brug van boven op de wal vallen
om over dezelve in de stad te loopen. Springhalen waren werktuigen met
dewelke men somtyds vyftig lange pylen in eens, op eene verwonderlyke
verte werpen kon (balistes). Ook wierp men met een bykans dergelyk
werktuig zware steenen in de steden (catapulta).
== hg
Iyk paleis zich statig met zyne torentjes boven de lagere
gebouwen die het omringden. Een steenen trap aen wel-
kers voet twee zwarte leeuwen rustten, ging tot heteerste
verdiep op en gaf ingang tot eene lange reeks vierkante
zalen. Veel derzelver waren met een bed voorzien om
de gevallyke gasten te ontfangen: anderen waren met
oude wapens van de voorledene Graven of met gewon-
nen banieren en wimpels versierd.
Op de rechterzyde, in den hoek van dit ruim gebouw
was eene kleinere zael die van de overigen in alles ver-
schilde. Op het tapyt waermede den wand behangen
was, kon men het gansche verhael der zesde kruisvaert
als door levende persoonen afgebeeld zien. Op de eene
zyde stond Gwyde a) van het hoofd tot de voeten in yzer
gekleed en omringd van ridders, aen dewelke hy het
kruis toereikte. In de diepte bemerkte men eene bende
krygsknechten die zich reeds op weg begeven had. De
tweede zyde verbeeldde den slag van Massura, welke in
1250 voorviel, en waer de kristenen den zege behael-
den. De Heilige Lodewyk, Koning van Frankryk, en de
Graef Gwyde waren uit de anderen aen hunne banie-
ren kenlyk, De derde zyde was een afgryzelyk tooneel.
Menigvuldige kristene Ridders, door de pest geraekt,
lagen op een dor veld, tusschen nare lyken en krengen
van peerden te sterven: zwarte raven vlogen boven dit
1 Die Grave Guy was met Ste Lodewye, conine van Vrauckerycke, in
Barbarye yegen die sarasynen, als Thunes, Cartagen, Bourghe, te Mas-
6 5 E En 5 »
soie, daer hi hem yromelic hadde in fayten van wapenen.
Die excellente Cronike.
? |